De Amsterdamse Lotty Huffener-Veffer is op 97-jarige leeftijd overleden. Ze stierf afgelopen vrijdag in een joods hospice in Amsterdam. Haar familie heeft dat maandag laten weten aan het ANP. Ze overleefde vernietigingskamp Auschwitz en zette zich daarna in voor de herinnering aan de Holocaust.

Huffener-Veffer werd in 1943 met de rest van haar familie opgepakt en op transport gezet naar kamp Vught. Haar zusje en haar ouders werden korte tijd later gedeporteerd naar vernietigingskamp Sobibór in Polen, in de zogeheten kindertransporten. Meteen na aankomst werden ze vergast. Huffener-Veffer bleef in Vught, maar in 1944 werd ze alsnog gedeporteerd. Ze moest in de buurt van Auschwitz werken. Begin 1945, toen de Russen oprukten, moest ze mee met de dodenmars: door de vrieskou gingen ze langs dertien kampen. In april 1945 werd ze bevrijd.

Via Denemarken en Zweden keerde Huffener-Veffer in augustus 1945 terug in Amsterdam. Ze had niets en niemand meer: haar ouders, haar zusje en haar verloofde waren vermoord en haar oude huis had nieuwe bewoners. De eerste nacht sliep ze op een bankje in de Apollolaan in Amsterdam, 'op chique' noemde ze dat zelf.

Na de oorlog heeft Huffener-Veffer veel gedaan om de herinnering levend te houden. Zo zorgde ze ervoor dat bij Kamp Vught het zogeheten Monument der verloren kinderen werd geplaatst. Op het monument staan de namen van alle 1269 gedeporteerde kinderen. Daar worden elk jaar de kindertransporten herdacht. Ook was ze mede-aanklager tegen John Demjanjuk, kampbewaker in Sobibór. Verder deed Huffener-Veffer haar verhaal op basisscholen. Op de Apollolaan werd vorig jaar een nieuw bankje neergezet om haar te eren.

(bron: ANP)