Het door de Nederlandse overheid gebruikte geweld tegen de treinkapers bij De Punt in 1977 was niet onrechtmatig. Dat bepaalde de rechtbank in Den Haag woensdag in een al jarenlang slepende proces. Nabestaanden van twee treinkapers die werden doodgeschoten door mariniers hadden de Staat aansprakelijk gesteld. Volgens de familie van de kapers Max Papilaja en Hansina Uktolseja waren de twee van dichtbij geëxecuteerd. Volgens hun advocaat Liesbeth Zegveld was er een geheim bevel aan de mariniers uitgegaan om alle kapers te doden. De Staat heeft altijd ontkend dat er sprake was van executies en onrechtmatig toegepast geweld.

De rechtbank oordeelde dat de mariniers in de "achteraf gezien onjuiste, maar oprechte en daarom verschoonbare" veronderstelling waren dat het geweld nodig was. Het was schemerig in de trein, het was een hectische en chaotische situatie en de mariniers moesten in een fractie van een seconde beslissingen nemen.

Op 23 mei 1977 kaapten negen gewapende Molukkers een trein bij het dorp De Punt in Drenthe. Tegelijkertijd werd een basisschool gegijzeld in Bovensmilde. Bijna drie weken later, op 11 juni, maakten mariniers een einde aan de treinkaping. Hierbij kwamen zes kapers en twee gegijzelden om het leven, door kogels van de militairen. Drie kapers kregen destijds zes tot negen jaar celstraf opgelegd.

De zitting kon woensdag opnieuw rekenen op massale belangstelling. Tientallen familieleden, kennissen en geïnteresseerden waren naar de rechtbank gekomen. Er moest een aparte videozaal worden ingericht om iedereen een zitplek te geven.