Harry Ballemaker brengt ode aan Laakkwartier

11 December 2018, 20:37 uur
Algemeen
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

‘’De eerste tien jaar na de oorlog verdiende in Laakkwartier niemand het zout in de pap. Maar iedereen voelde zich er wel veilig. Op het gros van de woningen paste één en dezelfde sleutel. Buren stapten op elk normaal tijdstip onaangekondigd bij elkaar naar binnen. Nu zou men zich het lazarus schrikken als er ineens iemand bij je in de gang stond, maar in de vijftiger jaren was er nog sprake van één grote vanzelfsprekende saamhorigheid.’’

De Haagse zakenman Harry Ballemaker keert in het boek over zijn leven terug naar café Eldorado op de hoek van de Goeverneurlaan en de Oudemansstraat, waar zijn ouders na de oorlog voor de wijkgezelligheid zorgden. Tien stappen verder was zijn ouderlijk huis. ‘’Ik ging er naar school en voetbalde bij Laakkwartier. Alles speelde zich af rond één vierkante kilometer veiligheid. Zelfs mijn duiven kende er elk balkon. Als ik met mijn vader ging vissen bij Nieuwkoop was het net alsof je naar het buitenland ging.’’

Harry Ballemaker, bekend van ooit het legendarische cafévoetbal in Den Haag, later van het boerderijtje De Halve Maan in Rijswijk dat doormidden gezaagd werd omdat er een tram moest rijden, Ballemaker stond op het punt om al z’n dossiers, herinneringen en foto’s in één ritmische beweging op te ruimen, totdat hij dacht: ‘’misschien is het voor mijn kleinkinderen toch nog leuk te weten hoe het allemaal is gegaan.’’

Eldorado, Rijswijk, Rotterdam, Griekenland, Hongarije, overal streek hij neer om te kijken of er wat te verdienen viel in de horeca en de wereld van de speelautomaten. ‘’Ik had mijn ouders van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zien sappelen om de kost te verdienen, dus ik dacht: het moet toch op een makkelijker manier kunnen. Nee dus'', lacht hij. Maar hij bouwde wel aan een familie-imperium en rijzen de casino’s en family entertainment centers nu pan uit. ‘’Maar pas op, hè, het is niet van een leien dakje gegaan. Er zitten zeperds tussen. En grote ook. Ik liet nog al eens een proefballonnetje los. Dankzij mijn zoon en dochter is er nu veel meer stabiliteit.''

Alles is terug te lezen in een dik boek.‘’Nee, ik heb het niet zelf geschreven’’, zegt hij, ‘’Ik heb mijn verhaal verteld aan Carel Opten, mijn boezemvriend vanaf de kinderjaren en de journalist Jan D. Swart heeft mee zitten luisteren. Jan was bevriend met mijn overleden broer Henk en heeft de opkomst van de discotheken in Rotterdam zelf allemaal meegemaakt.’’

De opbrengst van het boek wordt gedoneerd aan de Stichting Laakkwartier in de Maatschappij en aan de Stichting Prinses Irene Sportpark.