Inwoners van Den Haag die een beperking hebben moeten volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen. Het is een onderdeel van het coalitieakkoord. Dat raadslid Janice Roopram die overeenkomst via tien vragen bij het college in herinnering moet roepen is een slecht teken. Ook voor de rolstoelgebruikers voor wie ze nu in de bres springt.

Dat het haar menens is en de omstandigheden in Den Haag voor rolstoelgebruikers in de openbare ruimte onvriendelijk blijkt wel uit haar verwijzing naar het door Nederland in 2016 geratificeerde VN-verdrag voor de rechten van de mens. Toch blijft haar basisvraag aandoenlijk: “Hoe mooi is het als een rolstoelgebruiker dichtbij het podium op een festival kan genieten van een optreden?”

Verder wijst Roopram de horecaondernemers erop dat zij gebruik kunnen maken van een toegankelijkheidssubsidie. Met deze subsidie kunnen zij hun horecazaak (toegang en toiletten) toegankelijk maken voor rolstoelgebruikers. “Wij willen daarom graag weten hoeveel horecaondernemers er al gebruik maken en hoe de uitwerking verloopt’’, om eraan toe te voegen: ‘’we krijgen namelijk de indruk dat veel ondernemers die regeling niet eens kennen.’’

Roopram vraagt tevens of het college openstaat om leenrolstoelen in te voeren bij Haagse winkelcentra en wil dat smalle stoepen worde aangepakt. “Ook krijgen wij klachten over het moeizame, bureaucratisch proces dat doorlopen moet worden bij een melding van bijvoorbeeld een onverlaagde stoep of over de plek van een invalideparkeerplaats die te dicht naast een orac is geplaatst’’, aldus het Groep de Mos-raadslid, die tevens het melden van klachten over de openbare ruimte eenvoudiger wil maken.