Gemeenten moeten maatregelen nemen om mensen met verschillende migratie-achtergronden bij elkaar te brengen. Die maatregelen hoeven overigens niet te zorgen voor hele hechte banden tussen buurtbewoners, maar het is al voldoende als ze gewoonweg goed met onderlinge verschillen kunnen omgaan. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelt dat in een gisteren gepubliceerd rapport.

Uit onderzoek van de raad blijkt dat in ons land de verscheidenheid qua afkomst groter is geworden en nog groter zal worden in de toekomst. Waar vroeger grote groepen migranten uit een beperkt aantal landen naar Nederland kwamen, komen nu kleine groepen uit een groot aantal landen naar hier. Dat leidt volgens de raad tot nieuwe uitdagingen, onder meer op het gebied van sociale samenhang. Gemeenten moeten zelf lokaal gaan bekijken hoe de bevolking is samengesteld en wat de herkomst is van de bewoners. Instellingen en organisaties kunnen dan hun diensten aanpassen aan die "wisselende veelvormigheid'' van bewoners en klanten.

De WRR constateert ook dat mensen minder positief zijn over de verhoudingen in hun buurt en dat ze zich minder thuis voelen als er meer mensen met een verschillende achtergrond wonen. In 1972 had in ons land 9,2 procent van de mensen een migratieachtergrond. In 2016 was dat 22,1 procent. In Den Haag ligt dat cijfer op ruim 50 procent, waarbij het in totaal gaat om 120 nationaliteiten.