Al 50 jaar dezelfde kapper

11 April 2019, 10:30 uur
Columns
mainImage

Wandelend door de Passage stuit ik op de hoek met het Achterom op een reclamebord van kapper Chez Fred. Had dat bord er 50 jaar geleden maar gestaan. Als langharige tiener was ik toen op zoek naar Chez Fred, die zich in die turbulente tijd van de jaren zestig nadrukkelijk afficheerde als lang-haar-kapper. Hier kwamen de mannen van The Golden Earrings en The Motions. Zelfs The Outsiders - en die hadden pas echt lang haar - zouden er zijn gesignaleerd. Maar hoe ik ook zocht, ik kon Chez Fred niet vinden. 

Al dolende kwam ik terecht bij een grote kapperszaak in de Prinsestraat, waar ze in de kelder - uit het zicht van iedereen - een speciale ruimte hadden gereserveerd voor langharigen. Dat betekende niet dat de coiffeur van dienst ook daadwerkelijk de looks van die tijd in zijn vingers had. Mijn nieuwe kapsel verschilde niet wezenlijk van wat de ouderwetse buurtkapper Kuijlers er voordien van maakte. 
Ik keerde echter niet terug naar meneer Kuijlers. Ik ontdekte Robert Limburg - Kampioen van Nederland - op de hoek van de Hoefkade en de Stationsweg. Daar kom ik dit jaar exact een halve eeuw.

Ik ben er nooit door kampioen Robert zelf geknipt, maar van meet af aan door Dick de Vries; aanvankelijk leerling, die slechts een paar jaar ouder was dan ik. Dick had aan een half woord genoeg. Je zei dat je je haar zoals Spencer Davis, van de Spencer Davis Group, wilde. Of zoals Steve Winwood. En dan werd je op je wenken bediend. Ik heb ook eens een bladzijde uit Muziek Express of Popfoto meegenomen van The Small Faces. Ik wilde mijn haar zoals Steve Marriott het droeg. En dan legde Dick uit waarom dat mij niet stond.

Kort na de eerste of tweede knipbeurt zag ik Dick in een andere hoedanigheid. Hij stond voor de deur van mijn school te wachten op zijn liefje Suzanne; notabene het meisje waar ik heimelijk verliefd op was. Die lul zoende haar waar ik bij stond. Dat deed pijn. Suzanne zat een klas hoger dan ik en was een ranke, blonde schoonheid, die op Marianne Faithfull leek; althans zoals Marianne Faithfull er ten tijde van ‘This is the evening of the day’ uitzag. Voor mij werd het meer een kwestie van ‘As tears go by’. Want hoe kon ik, 15 jaar oud met ƒ2,50 zakgeld in de week (bovendien een kop kleiner dan Suzanne) het opnemen tegen die boomlange Dick met bromfiets en een salaris.

We kunnen er nu samen hartelijk om lachen, want Dick knipt me nog altijd; in diezelfde zaak op de hoek van de Stationsweg en Hoefkade. Ik hoef geen foto’s uit een muziekblad meer mee te nemen. Na een halve eeuw vraagt hij hooguit of ik het weer net zo kort wil als vorige keer. De inmiddels pensioengerechtigde Suzanne komt nog wel eens ter sprake, maar staat niet langer tussen ons in. Dick is al een eeuwigheid met Yvonne. Meestal praten we over haar Italiaanse kookkunst, over niet te missen restaurants en over verre reizen.

Dick de Vries is ook al decennia zelf eigenaar van de zaak. De naam Robert Limburg is lang geleden van de gevel verdwenen. Het publiek is heel divers en telt zelfs oud-ministers en kalende voetbaltrainers. Van de popartiesten die er in het verleden kwamen is - voor zover ze nog leven - niet veel meer over. Ja, Earring-drummer Cesar Zuiderwijk, want die is familie. 

Zo nu en dan ga ik vreemd. Ik schep er een bizar genoegen in om me tijdens buitenlandse reizen te laten knippen. Het heeft iets avontuurlijks en als het verkeert uitpakt, dan loop ik ver van huis voor gek. Zo ben ik in Valencia, Zagreb, Alanya, Hurgada, Cusco, Hongkong, Seminyak en Kuala Lumpur gekortwiekt. Franco Acconciature in de Corso Garibaldi te Perugia is zelfs goed voor een jaarlijks terugkerend bezoek. “Corta”, roep ik dan in vlekkeloos Italiaans. En op het Filipijnse eiland Cebu, waar ik met enige regelmaat op familiebezoek ga, ben ik vaste klant bij Salon de Rose: een keten van ‘duurdere' coiffeurs. Ik stuur dan plagerige fotootjes naar Dick, terwijl ik na de knipbeurt - kosten €3,50 - nog een weldadige hoofd/hals-massage krijg van een kapper met hygiënisch mondkapje.

“Wat heb ik je lang niet gezien. Ben je weer bij zo’n beunhaas geweest?”, vroeg Dick me laatst. Daarna sloeg hij overdreven zuchtend aan de slag, alsof hij ingrijpend herstelwerk moest verrichten. Het klopt dat ik veel op reis ben en dus vaker bij buitenlandse haarsnijders verkeer. Maar in Den Haag blijf ik trouw. Dick de Vries is inmiddels omringd door Chinese, Turkse, Marokkaanse en Syrische kappers, die tussen de 10 en 18 euro voor een knipbeurt rekenen. Hoe dat kan en hoe zo belachelijk veel kapsalons naast elkaar kunnen bestaan, is me een raadsel. Zijn het witwascentrales? Werken er illegalen? Het zal me worst wezen. Geen haar op mijn hoofd die erover denkt daar binnen te stappen. Ik wil ook gewoon de komende vijftig jaar naar Dick. Al blijft het onwennig dat hij zelf inmiddels zo kaal als een biljartbal is.