Oude kranten, tijdschriften en kartonnen verpakking gaan bij ons thuis keurig de blauwe container in. En groenten, fruit en tuinafval belanden in de de GFT-bak. Maar met plastic ben ik resoluut gestopt.
Jaren achtereen heb ik als een ware modelburger het plastic gescheiden van mijn overige afval. Verpakkingen van vleeswaren, groenten, yoghurtpotten, jus d’orange-flessen, noem maar op.
In de keuken hing aan een haakje een grote doorzichtige plastic boodschappentas, waarin we braaf alle plastic afval verzamelden. Binnen een week zat die tas doorgaans propvol en verhuisde de complete inhoud naar een enorme zak in de tuin, waarin oorspronkelijk haardhout had gezeten. Als ook die volledig gevuld was, ondernam ik de tocht naar een speciale container bij ons in de buurt.
Echt enthousiast waren we er niet over, want al dat afval in de keuken waaraan nog resten yoghurt, paté of vleessalade kleefde, had zo hangend aan een haakje weinig met ons gevoel voor hygiëne te maken. Maak goed, als je de planeet wil redden, moet je offers brengen.
Mandarijnen
Het werd in de loop der tijd echter steeds gecompliceerder. Gaandeweg leerde ik dat je er geen netjes van mandarijnen bij mocht doen (want dan lopen de machines vast), geen chipszakken (want daar zit metaalfolie in) en geen zwart plastic (geen idee waarom). En als klap op de vuurpijl kreeg ik te maken met verpakkingen waar instructies op stonden: de deksel bij restafval, de papieren wikkel bij papier en karton en de plastic pot bij plastic.
Een tijd terug al klonken de eerste twijfels over de zin van ons milieubewuste gedrag. Steeds vaker deden verhalen de ronde dat het meeste ingezamelde plastic uiteindelijk gewoon de verbrandingsoven in ging. Maar als ik dan weer iets zag van bloempotten die van gerecycled plastic waren gemaakt of hoorde van apparatuur die gemengd afval kon scheiden, hervond ik weer het geloof en kapittelde ik mijn echtgenote omdat ze de verpakking van de kaas weer eens in de gewone afvalbak had gekieperd.
Tot vorige week. De eerste afknapper kwam toen ik de tot de rand gevulde grote zak buiten van de haak haalde om naar de container te brengen. Terwijl ik probeerde er een knoop in te leggen, zodat er geen troep uit zou vallen, schoot er een enorme muis omhoog tegen de binnenkant om via mijn arm de vrijheid tegemoet te springen. Althans, ik hoop maar dat het een grote muis en geen kleine rat was.
Ik reed naar de dichtstbijzijnde plek waar normaliter twee enorme containers voor plastic staan. Die waren ineens vervangen door exemplaren voor papier en karton. Oké, dan maar naar een andere locatie. De twee plastic-containers aldaar bleken tot aan de nok vol. Aan weerszijden kon er geen yoghurtpot meer bij.
Omdat mijn humeur die dag even zonnig was als ’t weer, reed ik door naar de milieustraat van het gemeentelijk afvalbedrijf. De mannen die daar werken, blikken altijd terloops in je auto en vragen je wat je zoal aanbiedt. Op mijn reactie dat ik een grote zak vol plastic kwam deponeren, kreeg ik een meewarige blik en de opmerking: “dat mag gewoon bij het restafval”.
Mijn verbazing ging niet onopgemerkt voorbij. “Ja meneer, we doen er hier niet meer aan. U kan het nog wel in sommige wijken in die straatcontainers kwijt, maar we gaan er helemaal mee stoppen. Ook in de wijken. Er zijn zoveel verschillende soort plastic en omdat allemaal uit elkaar te halen, dat is geen doen. Nog los van alle andere troep die mensen er tussen stoppen. Dat plastic scheiden wordt gewoon te duur”.
Zeespiegel
Even aarzelde ik om in discussie te gaan. Dat de poolkap onrustbarend snel smelt, de zeespiegel zodoende stijgt, dat het in Zuid- en Oost-Europa niets bijzonders meer is wanneer ’t 45 graden wordt, dat er straks tropische vissen in de Noordzee zwemmen en ze in Noord-Schotland op zeker moment malariamuggen zullen signaleren.
Maar ja, als je wereldwijd met populistische politici van doen hebt die dergelijke zorgen smalend als linkse onzin afdoen en geld nog altijd belangrijker blijkt dan gezondheid, wat zal ik dan gaan redetwisten met een vriendelijke vuilnisman.
Dus daar sta ik met mijn goede gedrag. Ik hoef mijn grote verzamelzak dit keer niet eens leeg te schudden. Die zak heb ik immers niet meer nodig. Met een ferme zwaai flikker ik het gevaarte in verzamelbak nummer 18. Waarschijnlijk heb ik al tijden voor Jan Joker al die rotzooi apart verzameld en werden die plastic containers al ik weet niet hoe lang linea recta naar de verbrandingsoven gereden.
Ik ben een illusie armer. Maar het voelt wel prettig dat ik al die troep voortaan niet meer in een zak in de keuken heb hangen.