Atjeh-generaal

7 April 2024, 23:33 uur
Columns
mainImage

Wanneer ik door Den Haag loop, kijk ik naar het oude Indië. Dat is heel gemakkelijk, al moet ik wel zorgen dat ik niet onder een tram loop. Deze week helemaal, want mijn boek over de Atjeh-generaal Frits van Daalen is verschenen, het ligt in de winkels.

Voor veel mensen in Den Haag leeft de Indische tijd door, in gedeelde herinneringen, in verenigingen, in het lopen door een straat en weten wat er toen en daar gebeurde, en wie er woonde, en wie er kwam en ging. Het verleden is zichtbaar voor het innerlijk oog. Wanneer ik langs Des Indes loop, kijk ik altijd even omhoog naar het balkon. Daar stond in 1904 Van Heutsz, neerkijkend op een massa van onder meer schoolkindertjes, voorzien van vlaggetjes. In dat jaar zou Van Heutsz benoemd worden tot gouverneur-generaal van Indië. Hij keerde terug naar de Oost als de machtigste man in de kolonie. Met het rijzen van zijn ster, kon zijn kring van vertrouwde officieren ook stijgen. Een van die officieren was Van Daalen, een uitstekend opgeleide militair met een Indische achtergrond.

Dat laatste viel op in de hogere posities. Die werden bezet door roomblanke mannen en iemand die donker van uiterlijk was, viel op. In mijn biografie meld ik wat er over dat Indische gezegd werd en ook dat Van Daalen er altijd over zweeg. Hij vond het een privé-kwestie, al was hij de beroemdste Indo van zijn generatie.

Zoiets is voor ons nauwelijks meer voor te stellen. Alle social media met de aanhoudende stroom van berichten maken dat we recht denken te hebben op persoonlijke informatie. Wie zwijgt, heeft iets te verbergen, vermoeden we. Andere tijden, andere normen.

Ja, andere tijden. Tegenwoordig verschijnt er wel elke week een boek of meer over  Indië, maar ze gaan vooral over de dekolonisatie en over de inzet van militair geweld. Belangrijk. Maar al met al vormen ze een eenzijdig beeld; het is net of ervoor niks gebeurde. En mij gaat het juist daarom: te weten hoe de kolonisatie verliep, te begrijpen wat Indië was. Er zijn nog mensen die er over kunnen vertellen en elke herinnering die bewaard kan worden is goud waard.

Daarmee wordt de Haagse geschiedenis ook rijker. Van Daalen woonde in Den Haag; door zijn ogen zag ik een stad vol officieren, uniformen met betekenissen, overal is het Indische aanwezig, maar je moet het willen en kunnen zien.