De geschiedenis in postzegels

16 April 2022, 21:42 uur
Columns
mainImage

PostNL heeft een gouden postzegel uitgebracht ter ere van het 150ste geboortejaar van kunstschilder Piet Mondriaan, lees ik. Op die postzegel staat een uitsnede van de Victory Boogie Woogie, het laatste schilderij van Mondriaan.

Ik heb nooit iets met postzegels gehad, maar sinds ik in 1988 een biografie over Mondriaan publiceerde (‘Een leven in Maat en Ritme’) sla ik aan op alles wat met deze wereldberoemde kunstenaar te maken heeft. Zeker als het ook nog eens met de Victory Boogie Woogie van doen heeft; het onvoltooide kunstwerk dat 25 jaar geleden in bezit/bruikleen van het Haags Gemeentemuseum kwam.

Daar was immers in 1997 een hoop om te doen. De Nederlandsche Bank had er het ongekend hoge bedrag van 40 miljoen dollar (82 miljoen gulden) voor neergeteld; een genereus gebaar van de staatsbank om 't afscheid van de gulden te markeren. Het zou weliswaar nog even duren voor de euro werd ingevoerd, maar het formele besluit was genomen.

Niet alleen de hoogte van het bedrag wekte wrevel in de Tweede Kamer, ook de wijze waarop alles in het geniep was geregeld. De initiatiefnemers kwamen weg met het excuus dat ze daardoor prijsopdrijving hadden weten te voorkomen.

Cees List

De werkelijkheid was anders. Nauwelijks drie jaar eerder had de toenmalig zakelijk leider van het Gemeentemuseum - de aimabele Cees List - al een overeenkomst bereikt met de Amerikaanse eigenaar, Samuel Irving Newhouse (uitgever van o.m. Vogue, Vanity Fair en The New Yorker). En het ging toen om een aankoopbedrag van 20 miljoen dollar.

Klein probleem: het Gemeentemuseum had geen 20 miljoen dollar. Wanhopig bedelde Cees List bij 't bedrijfsleven: Heineken, Shell, Philips en de HEMA om deze icoon van de moderne kunst voor het land te verwerven. Als kunstredacteur bij de Haagsche Courant kreeg ik lucht van dit alles en belde vervolgens List. Die hield zich van de domme. Daarop pleegde ik een telefoontje naar 't huis van meneer Newhouse. “Die woont hier niet meer”, liet zijn vrouw Victoria chagrijnig weten. Dus belde ik Newhouse op kantoor. “Stuur maar een fax”, kreeg ik van zijn secretaresse te horen. 

Newhouse zou nooit op mijn fax reageren. Maar nauwelijks een uur nadat ik mijn vragen aan de Amerikaanse uitgever had verzonden, kreeg ik een briesende Cees List aan de telefoon. “Of ik helemaal gek was geworden. Dat ik met mijn telefoontjes bezig was een uitermate precaire operatie om zeep te helpen.” Zoals dat dan in de media-wereld gaat, kwamen we tot een afspraak. Ik zou niets over de zaak publiceren en in ruil kreeg ik De Primeur, zodra de boel rond was.

Barbertje

In ’t jaar dat hierop volgde, belden de zakelijk leider van het Gemeentemuseum en ik geregeld met elkaar over de stand van zaken. Cees List hield me keurig van elke vervolgstap op de hoogte. Totdat de beste man eruit werd geknikkerd bij het Gemeentemuseum. Hij was het Barbertje dat moest hangen, nadat de spilzieke directeur Rudi Fuchs een miljoenentekort bij de instelling had veroorzaakt. List had keer op keer verantwoordelijk VVD-wethouder Ans van den Berg hiervoor gewaarschuwd met als resultaat dat zij de brenger van het slechte nieuws simpelweg niet meer voor het gebruikelijke kwartaaloverleg uitnodigde. 

Het is politici eigen om nare feiten niet te willen weten. Toen echter de bom barstte, sneuvelde de wethouder. Om kort daarna vrolijk burgemeester van Bergen op Zoom te worden. Rudi Fuchs maakte zich op zijn beurt uit de voeten naar het prestigieuze Stedelijk Museum in Amsterdam (om daar weer nieuwe tekorten te veroorzaken) en Cees List werd op het hakblok gelegd, omdat er uiteindelijk toch iemand binnen het museum als zondebok moest worden aangewezen.

Niemand kwam op het idee om List nog eens te bellen, toen ene Jan-Maarten Boll, voorzitter van de Vereniging Rembrandt, in 1997 plotseling het idee kreeg de Victory Boogie Woogie voor Nederland te verwerven. Boll zelf niet, maar ook Hans Locher - inmiddels opgeklommen tot directeur van het Gemeentemuseum - niet. Bij Locher was volop bekend hoe Cees List al die tijd met Newhouse in de weer was geweest. Hoe de Amerikaan ook telkens de prijs van het kunstwerk had opgedreven. Het had toch voor de hand gelegen even te vragen hoe ook alweer de laatste stand van zaken was geweest.

Niets van dat alles. Alsof er nooit eerder contact tussen het Gemeentemuseum en Newhouse was geweest, reisden Boll en Locher blanco naar New York. En gingen zonder enige onderhandeling akkoord met de 40 miljoen dollar die de Amerikaan nu vroeg. Wat moet die Newhouse zich gek hebben gelachen! Boll regelde vervolgens het geld bij De Nederlandse Bank, die - zoals gezegd - met een groot gebaar het afscheid van de gulden wilde markeren. 

Afspraak

Cees List ontplofte toen hij hoorde wat er was gebeurd: 40 in plaats van 20 miljoen! Op mijn beurt ontplofte ik, toen Locher en zijn PR-juffrouw de keiharde afspraak over De Primeur vernaggelden. Alles bleek al in kannen en kruiken met de NOS. Locher verschool zich lafhartig achter het PR-miepje. Die had het zo geregeld. Hij wist van niets. Was zich zogenaamd van geen afspraak bewust. Er werd door de museumdirecteur ook nog glashard gelogen dat het schilderij nu niet gefotografeerd kon worden, omdat het kwetsbare werk tot na het weekeinde in de verhuiskist moest acclimatiseren. 

Diezelfde vrijdagavond was echter in het NOS-journaal te zien hoe de Victory Boogie Woogie voorzichtig uit de verhuiskist werd getild. Gelukkig was ik getipt dat deze opnamen ’s middags waren gemaakt. Dus op onze redactie zat een fotograaf met de camera op statief voor de televisie klaar om een en ander vast te leggen. Zodoende hadden we die zaterdag toch het uitpakken van Mondriaans laatste werk op Nederlandse bodem in beeld op de voorpagina.

Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Met Locher is het dan ook nooit meer goed gekomen. Burgemeester Wim Deetman nodigde mij en hoofdredacteur Jan Schinkelshoek een paar weken later uit op het stadhuis om uitvoerig excuus te maken voor het gedrag van zijn directeur Gemeentemuseum. En ik proefde een zekere genoegdoening toen Locher in 2000 van het Gemeentebestuur het dringende advies kreeg om op zijn 62ste met vervroegd pensioen te gaan.

Het schiet allemaal weer door mijn hoofd bij dat simpele berichtje over een postzegel. Aan dat stukje papier kleeft voor mij een hele geschiedenis. Even aarzel ik of ik een exemplaar voor 50 euro zal aanschaffen. Maar het bezit van dit kleinood biedt geen prettige herinneringen. Dus eerlijk gezegd voel ik meer voor die postzegel van de - inmiddels tot zinken gebrachte - Russische oorlogskruiser Moskou met een Oekraïense soldaat die een Fuck You-vinger opsteekt. Dat spreekt mij meer aan.