Slechts één keer in mijn leven heb ik gouden kebaja-speldjes in mijn hand gehad. Echte, van ver voor de Eerste Wereldoorlog. Lichte speldjes, ik voelde het gewicht ervan nauwelijks, en toch maakten ze diepe indruk op me. Nog steeds weet ik het.
Het verhaal achter de gouden speldjes begint in Semarang, eind negentiende eeuw. We zijn aan de Bodjongweg 80, bij het gezin Kloppenburg. Daar woont de kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh. Vermoedelijk zijn de speldjes bij haar, als herinnering aan haar meisjesjaren.
Ze was hecht met haar zusje Lucy. Een twee jaar ouder zusje, dat voel je dan.
Indertijd waren ze samen naar de zusters Ursulinen gestuurd, intern. Strenge nonnen, een goede bibliotheek, onderwijs op Europese leest; ik hoor er uiteenlopende verhalen over.
De twee zusjes moesten onverwacht vroeg van die school af. Thuis was er tekort aan geld voor deze elitaire school. Voor meisjes is er dan weinig alternatief aan onderwijs. Ze blijven thuis. Wachten op wat komt. Wie er komt.
Jans trouwt met Herman Kloppenburg. Lucy trouwt met een broer van Herman, zo ging het vaak. De meisjes werden echtgenotes, moeders van een groeiend kindertal.
Ik heb me vaak afgevraagd of ze tijd voor zichzelf mochten nemen. Even op de voorgalerij zitten, de lampen uit, starend in het rustige donker. Dagdromen aan wat ze voor zichzelf hadden gewild. Een goede leestrommel misschien. Reizen, Batavia zien, misschien zelfs Parijs bezoeken. Of paardrijden, in een broek, iets streng verbodens voor een vrouw. Dat deden nette Indische meisjes niet. Goed om te bedenken. We leren een leven van toen en daar ook begrijpen aan wat er allemaal niet mag en kan, wat er niet gebeurt. Het is detective-werk. Spannend.
In haar huwelijksjaren moet Lucy die gouden kebaja-speldjes hebben gedragen. En daar begint de puzzel om iets te begrijpen van een ver-weg-tijd.
Een beetje historische kennis helpt.
Ten eerste, de huwelijkswetten. Die verordonneren dan de man het gezinshoofd is. Hij heeft de maritale macht en hoe. Zijn wil is wet. De echtgenote heeft geen eigen bezit, daar komt het op neer.
Ten tweede, de mode. Kebaja is dan nog gangbaar voor Europese gezinnen. Dus, Lucy voldoet aan de normen. Ze is geen modern opstandig type.
Dat goud van die speldjes is interessant. Ze heeft daarmee een eigen bezit, dat ze in geval van nood te gelde kan maken. Verkopen voor cash, belenen tegen woekerprijzen desnoods. Misschien had ze wel meer speldjes. Er bestonden ook diamanten kebaja-speldjes. Dan heb je als vrouw een klein fortuin.
Ga op zoek naar juwelen op de oude familiefoto's. Loodzwaar inscannen, dan op de laptop vergroten, en staren. Wat ik zei, detectivewerk. En het zegt iets: dat vrouwen toch eigen geld konden hebben. U weet hoe je het beste een geheim kunt bewaren, inderdaad, in het openbaar. Sieraden draag je.
Zo puzzel ik dus op het verleden, een beetje boekenkennis, een beetje lang-lang staren naar foto's en dan bedenken: wat gebeurt er wel, wat gebeurt er niet, wat betekent dat.
Daar moet ik het mee doen.
Anderen hebben familieverhalen- schrijf ze op, geef ze door.