De gunst van het vorstenhuis

12 December 2022, 01:01 uur
Columns
mainImage

Elke koloniale bestuurder van Atjeh kreeg eerder vroeger dan later problemen. Zo ook Generaal van der Heijden, de eerste gouverneur. Hij bracht met militair geweld een groot deel van Atjeh onder controle en meldde: “Maar nog geruimen tijd wordt de krachtige steun der troepenmacht vereischt om een goed bestuur in te voeren en een geregelde orde van zaken te scheppen.”

Dat kostte geld. De redenering vanuit Den Haag en van gouverneur-generaal Van Lansberge werd als volgt: er heerst nu vrede in Atjeh, dus kunnen we af met minder militaire middelen. Dat is nog goedkoper ook.

Lang verhaal kort, Van der Heijden bleef bij zijn standpunt en kon met ontslag naar Nederland. Hij arriveerde in Nederland als een controversieel man. We zijn in 1882. Er circuleerden geruchten over wreedheden begaan te Atjeh, mogelijk door hem, in ieder geval onder zijn verantwoordelijkheid.
Laster is een geniepig ding. Het beschadigt reputaties. Dan kun je niks en nergens meer terecht.

Van der Heijden was dus woest.

Hier komt de vorstelijke gunst.

Willem III verleende Van der Heijden een hoge onderscheiding, ontving hem vervolgens als eregast op een banket en sprak hem  jubelend toe. Die speech haalde alle kranten. Met de onderscheiding en de openlijke lof, glansde de reputatie van der Heijden weer. Alleen nog niet in de Tweede Kamer.

Van der Heijden was furieus over de onduidelijke beschuldigingen. Hij nam zijn nieuwe wapen op – de pen – en schreef een vlammend weerwoord waarbij hij ook inging op zijn ‘verwijdering’ uit het leger.

Het was weer koning Willem III die ingreep om zijn dierbare generaal een respectabele positie te geven. In 1887 werd van der Heijden benoemd tot commandant van het toenmalige Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis te Bronbeek, eerder door Willem III zelf ingesteld. Hier, in deze miniwereld met Indië-veteranen, heerste Van der Heijden als commandant. Hij moderniseerde het tehuis, bouwde het museum uit, wist de titel ‘koninklijk Bronbeek’ te ontvangen (ook al zo'n gunstbewijs) en ontpopte zich voor militairen uit de Oost als het orakel van Arnhem.

Na het overlijden van Willem III werd zijn echtgenote Emma regentes, tot Wilhelmina in 1898 ingehuldigd kon worden als koningin. Ook de beide vorstinnen hielden veel van hun generaal  Eénoog:

- in 1895 werd hij als VIP-militair op een koninklijk schilderij afgebeeld

- bij de inhuldiging van Wilhelmina in 1898 mocht Van der Heijden het Rijkszwaard dragen, en kwam alweer als VIP op foto's en schilderijen terecht

- te Bronbeek plantte hij met Koninklijke toestemming de Wilhelmina-linde, die tot op de dag van vandaag herinnert aan de inhuldiging van Wilhelmina in 1898

- bij zijn dood in 1900 zonden de vorstinnen kransen en een afvaardiging, om een laatste eervolle groet te brengen

Wat een verschil: teruggekeerd als  controversieel militair en begraven als gerespecteerd militair.

Met dank aan het vorstenhuis.