De Israëlische ambassadeur moet op de blaren zitten

1 November 2018, 21:08 uur
Columns
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

De Israëlische ambassadeur in Nederland zit in zak en as. Hij is zich rot geschrokken hoe duur de verbouwing van zijn nieuwe stulpje aan het Plein 1813 uitpakt. En nu huilt die beste meneer Aviv Shir-On krokodillentranen in de krant over alle regeltjes die in Nederland gelden bij een rijksmonument en dat daardoor de staat Israël het fraaie pand waarschijnlijk weer moet verkopen! Want de staat Israël dreigt zich te vertillen aan deze extreem dure (20 miljoen!) verbouwing.

Het klinkt als een foute jodenmop. Want in jodenmoppen gaat het meestal over geld. Net als trouwens in moppen over Schotten. Terzijde: in sommige buitenlanden zijn wij Nederlanders juist mikpunt van spot vanwege onze gierigheid, zoals de Belgen eeuwig worden afgeschilderd als dom.

In het geval van de Israëlische ambassadeur vraag ik me nu af of meneer Aviv-Shir-On toch niet eerder in de categorie Belgen-grappen thuis hoort. Want hoe simpel kun je zijn om te veronderstellen dat je je als Israëlische ambassade - zonder enig overleg vooraf met de gemeente Den Haag - probleemloos zou kunnen vestigen in een rijksmonument in het statige Willemspark? Israëlische ambassades behoren, net als de Amerikaanse, wereldwijd tot de meest gewilde objecten voor aanslagen. Diplomatieke vestigingen van deze twee landen staan op de bucket-list van elke zichzelf respecterende terrorist. Dus als Israëlische of Amerikaanse overheid vestig je geen diplomatieke vestiging, maar bouw je een onneembare vesting; liefst met tankgracht, mijnenveld, uitkijktoren, veiligheidsmuur, camera’s, bewegingssensoren en hoogspanningsdraad. Zo ongeveer als de Amerikanen nu in Wassenaar hebben gedaan.

Een jaar of vijftien geleden bracht ik een bezoek aan de Israëlische ambassade op het Buitenhof. Het ministerie van cultuur van Israël nodigde mij als toenmalig chef kunstredactie van de Haagsche Courant uit voor een bezoek aan een dansfestival in Tel Aviv. En omdat er dat jaar voornamelijk Israëlische dans te zien zou zijn op het Holland Dance Festival in Den Haag, ging ik graag op deze gastvrijheid in.
Op de afgesproken ochtend toog ik naar de ambassade pal naast Hotel Corona. Nog voordat ik op de bel van de voordeur kon drukken, schoot vanuit het niets een quasi nonchalante voorbijganger op me af om te vragen wat ik moest. Als ik iets slechts in zin had gehad, was ik waarschijnlijk met één, twee Krav Maga-slagen door deze Mossad-medewerker buiten westen gemept, maar - na binnen in het halletje te zijn gefouilleerd en geïdentificeerd - werd via de portofoon mijn bezoek geverifieerd en mocht ik in de op afstand bestuurbare lift naar boven.

Daar kwam ik meteen vanuit de lift in een soort bom-bestendige isoleercel met camera-bewaking. En nadat opnieuw was gebleken dat ik geen gevaar inhield, sterker dat ik als welkome gast door de cultureel attaché werd verwacht, mocht ik een ruimte verder. Ik mag wel zeggen dat ik me er op zijn minst wat ‘unheimisch’ bij voelde. Let wel, ik zeg er niets lelijks over, ik snap het allemaal best.

Maar wat ik niet snap is dat je als Israëlische overheid uitgerekend wilt verhuizen naar een 19de-eeuwse villa in een parkachtige monumentale omgeving waar je aan alle kanten kwetsbaar bent. Ik snap evenmin dat je deze plannen in een bedenkelijk onderonsje met het Rijks Vastgoedbedrijf van Nederland bekokstooft. Geen wonder dat de buurt rond Plein 1813 zich overvallen voelt en in opstand komt; een hoge muur, een observatiepost en het kappen van tientallen bomen, het hele pretpakket zat in de planning.

Wat een ellende hebben we niet gehad met de Amerikanen op het Voorhout. Eerst jarenlang permanente politiebewaking voor de deur, daarna kogelwerend glas, hekwerken en een soort Checkpoint Charlie aan de achterzijde van het gebouw. Maar nog was het niet genoeg. De populariteit van onze bevrijders uit de Tweede Wereldoorlog nam internationaal steeds verder af en toen moesten er betonnen bloembakken rond het gebouw komen als obstakel tegen bomauto’s en uiteindelijk een damwand van stalen palen die meters diep in de grond verankerd zaten. En dat op het mooiste plein van Europa!

Net nu die Amerikanen eindelijk uit het centrum zijn verdwenen en ze uitsluitend nog het naastliggende tuincentrum Bloemendaal het leven zuur maken (dat zou moeten wijken voor een plek om tegen de VS te demonstreren), bedenkt een of andere domkop dat Israël zijn ambassade in een monumentale villa aan Plein 1813 zou kunnen huisvesten. Hoe blond (ook daar zijn talloze moppen over) kun je zijn? “

Israël had volgens Shir-On graag zijn ambassade gevestigd in kantoorgebouw Babylon, of in het Haagse World Trade Center, maar was daar volgens de ambassadeur niet welkom”, lees ik in het AD. Nee, vind je het gek. Van een techno-discotheek, stripclub of bordeel in een kantoorcomplex heb je minder hinder dan van een Israëlische ambassade. Maar nog steeds ging er geen belletje rinkelen bij zijne excellentie. Nooit had hij gedacht hoe controversieel de verhuizing naar Plein 1813 zou zijn. “Er zaten al meer ambassades. We dachten: 'We'll join the club’.”

Dream on meneer Shir-On. Met een beetje mazzel is de fraaie villa - dankzij de stijgende prijzen voor vastgoed - straks met leuke winst te slijten aan een of andere chique communicatie-consultant of andere verkoper van gebakken lucht. Maar anders geldt ook voor een hoge diplomaat: wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten. Dus vergeet Plein 1813 en koop voor een redelijke prijs dat tuincentrum naast de Amerikanen in Wassenaar. Daar kun je slotgrachten, prikkeldraadversperringen en veiligheidsmuren aanleggen zoveel je wilt. Nee, geen tien meter hoog zoals op de Westbank, maar gelet op het naastgelegen ‘Fort Knox’ van de Amerikanen mag er veel. En president Trump heeft vast nog wat actuele bouwtekeningen voor hele hoge muren liggen, die hij graag met zijn vrienden deelt.