Dieper gaan

11 January 2023, 06:30 uur
Columns
mainImage

Ze was en is een legende: de kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh (1862- 1948). Kort na de oorlog stierf ze, maar nog altijd hebben mensen baat bij haar kennis van kruiden, planten, wortels- en wat er nog meer aan geneeskrachtigs komt uit de Indonesische natuur.

Ik schreef haar biografie. Er zit meer achter haar verhaal. Het vraagt om dieper gaan.

Mevrouw Kloppenburg was uitmuntend in haar eigen publiciteit. Dat was nodig. Want: in de koloniale tijd was weinig ruimte voor een Indische vrouw die medische kennis bezat, een eigen praktijk leidde, boeken publiceerde en dit alles volbracht zonder westerse opleiding in de medicijnen.

Fast forward. Als Tina, haar oudste dochter, ziek wordt, roept mevrouw Kloppenburg een westerse arts. De man stelt een verkeerde diagnose en Tina sterft. Dat is 1899.

Mevrouw Kloppenburg is radeloos.

Ze stort zich op aanraden van haar moeder op de studie van de planten. Er kwamen patiënten en boeken. Van Indische planten en haar geneeskracht (1907) verschenen in de loop der jaren verschillende edities, al dan niet met een plantenatlas waarin afbeeldingen stonden van de te gebruiken planten. Met de twee boeken kon iedereen zelf medicijnen maken.

Hoe legitimeerde mevrouw nu haar succes? Ik bedoel: in die tijd.

- Het was liefdewerk, want ze vroeg geen geld aan haar patiënten

- God wilde het, dus niemand kon ertegen zijn

- Ze trad op als Europese vrouw van stand, het Indische aspect negeerde ze

- Ook was ze nogal dwingend in haar boeken, ze liet weinig ruimte over voor discussie. Ze was een ijzeren vuist in een fluwelen handschoen.

Een goed voorbeeld van dit alles staat in haar boek Eene nabetrachting (1940).

Kapokboom. Hieronder het verhaal hoe ik er toe gekomen ben om de jonge blaadjes van dezen boom tegen darmverwondingen en daaruit voortvloeiende darmbloedingen te gebruiken.

Wij woonden indertijd te Padang en bij het huis hoorde een erf, zoo groot, dat de kebon het onderhoud daarvan niet kon bijhouden en wij tot het destijds daar gebruikelijke middel overgingen om tegen f 0,40 kettinggangers - dat zijn veroordeelden - uit de gevangenis te betrekken. Terwijl ik door den tuin wandelde, zag ik op eens één dezer kettinggangers neervallen en dichterbij gekomen bemerkte ik dat hij in een plas bloed lag.

Eén der andere veroordeelden nam gauw wat jonge topblaadjes van een kapokboom, kneusde deze met wat water zacht en goot het vocht in den mond van zijn gezel. Deze viel daarop in een rustige slaap tot een uur of drie en om 4 uur - de tijd dat de kettinggangers naar de gevangenis moesten terugkeeren - ging hij alsof er niets gebeurd was met zijn kornuiten mee naar de gevangenis.

Het staat er terloops: een kettingganger. Dat was een dwangarbeider, een veroordeeld man die dwangarbeid kreeg opgelegd. Een koloniale term is ook: kettingbeer. In de interpretatie van mevrouw Kloppenburg was hij anderen tot zegen. Maar zijn naam schreef ze niet op. Zo waren de koloniale verhoudingen ook.