Een Japanner in de tuin

23 December 2025, 17:46 uur
Columns
mainImage

Hélène Weski kwam uit Indië, zij schreef er indringende verhalen over die in boeken en tijdschriften verschenen. Deze week, te midden van de aanzwellende stroom kitscherig, dacht ik terug aan de keer dat ik haar ontmoette, en waarom juist  zij gerechtigd was moeilijke vragen te stellen over Japanners en de oorlog.

Hélène Weski vertelde me met een zorgvuldig articulerende damestem over de Bersiap. “De hel van Soerabaja”,  zei ze en zweeg even, wachtend op vragen die ik niet durfde te stellen. Ze vertelde over alles. En pas later, toen ik haar verhaal over de Japanner in de tuin herlas, begreep ik er iets meer van. Zo gaat dat met belangrijke verhalen. Je moet herlezen, dieper gaan begrijpen.

Haar vader: Pools.

Haar moeder: Hollands.

En dan geboren worden in 1914, op een suikeronderneming nabij Djombang. Uit alles wat ze vertelde, bleek hoe thuis ze zich voelde in Indië. De HBS-jaren in Malang, haar tijd als onderwijzeres, dan kort voor de oorlog trouwen met Leendert Kampert, ambtenaar bij de inlichtingendienst. Hij kwam aan de Birma-Siam spoorweg, zij kwam in verschillende kampen. Dan de Bersiap.

En na de oorlog wordt het echtpaar in de diplomatieke dienst in Tokio geplaatst. Drie jaar lang. Hoe was dat?  “Die Jappen interesseerden me niet.  Ze waren zo klein, die wisten niet wat ze allemaal doen moesten om ´t je naar de zin te maken. Ze hadden nog nooit een oorlog verloren en ze waren nergens meer. Dus dat was buigen en knipmessen."

Dit dus als een soort inleiding op het verhaal dat ze schreef  “Ontmoeting in een zen-tuin',  uit 1980. Het kwam in de verhalenbundel De mensen noemen het liefde (Moesson, 1982).

Die ontmoeting is in Japan, tussen een vrouw uit  Indië die daar haar thuis verloor, en een Japanner die in de oorlog ook in  Indië was. Tegen de adviezen in gaat ze toch naar de tuin.

De zen-tuin nodigt uit tot bezinning, al is dat heel moeilijk, juist vanwege die oorlog. De Japanner denkt hardop na over het verleden, zijn verleden. Zij is ontroerd en boos en verward, want weer komt de oorlog in haar leven

Dan zegt ze:

‘Er waren ook anderen,’ zegt ze, ‘ik heb er zo een meegemaakt, zo'n transportleider met een hart, zo'n uitzondering. Uren hadden we stilgestaan op een zijspoor, toen kwam de nacht. We waren óp en vroegen, smeekten hem of tenminste de wagondeur open mocht staan opdat we wat frisse lucht konden krijgen.’ 

‘Dat was tegen de regels,’ zegt hij, ‘we hadden strenge orders.’

Eigenlijk is dat het keerpunt in dit verhaal. De levens blijken elkaar te hebben geraakt, en juist de zen-tuin liet dat zien. Daarna wordt het verhaal anders omdat Weski deze twee levens verder gaat verknopen. De oorlog werkt door, het ene leven bestaat naast het andere, en er lijkt geen schuld te zijn, wel verantwoordelijkheid. Ik vraag me nog steeds af of dat een weg naar verzoening is, al weet ik dat niet iedereen die weg kan of wil gaan.

Dat is haar kans om hem te veroordelen. Ze doet het niet.  Ze vertelt hem een verhaal dat ze als meisje hoorde, over standvastigheid en een taak op aarde moeten vervullen.

Nog steeds weet ik niet wat Hélène Weski er precies mee bedoelde. Was het de taak van de Japanner om Japans te zijn of juist tegen zijn meerderen in te handelen? En die vrouw uit  Indië, hoe moet zij handelen om het juiste te doen, en kan een mens dat altijd?

 

https://www.indischeschrijfschool.nl