“En daarom werd opa gigolo.” Die levenservaring hoop ik nog eens te lezen want vooral in de jaren 1930 - inderdaad, de crisistijd - is dit voor een Europese man een manier om geld te verdienen.
In de Indische kranten kwam ik het fenomeen van de gigolo steeds tegen, net als de lezers en lezeressen van toen. Zo moeten ze aan het bestaan van dit beroep gewend zijn geraakt.
Er is natuurlijk een verschil tussen: danseur: de man die voor geld met vrouwen danst in een uitgaansgelegenheid; danseur mondain: een danser van de wereld, dus die de zonde kende en ook tegen een bepaald tarief aanbood en gigolo: dat is de man die in de prostitutie zit. Hij bepaalt zelf wat hij doet en wat het kost. Hij heeft de meeste mogelijkheden.
Nu naar de kranten.
In 1932 draaide de film 'Just a gigolo' in veel bioscopen. Een pikante film, schreven de kranten, een geestige film, dus onfatsoenlijk was het niet. De film vertelde het verhaal van een Engelse lord, vertolkt door William Haines, die zich voordoet als gigolo. Ook in 1932 publiceerde De Kocomotief een kort verhaal met de titel 'Menschen op Kamers. Danseur mondain.' Dit gaat over een kantoorbediende die naar luxe verlangt: 'Toen is hij danseur geworden. Iederen middag en iederen avond kunt ge hem [zien] aantreden, in de zalen van het groote hotel. Hij zit daar aan een kiein tafeltje met een kopje thee en een doosje dure sigaretten; zijn handen zijn blank en lang, zijn nagels zijn te glanzend, zijn haar ligt te ordelijk er te net op zijn schedel geplakt, zijn jas is iets te getailleerd, zijn schoenen zijn iets te glimmend en de manchetten van zijn parelgrijze overhemd zijn even te lang. Hij danst veel en correct met velerlei vrouwen […].'
Het jaar erna, in 1933, lees ik in de Sumatra-bode een mooie recensie van het toneelstuk 'Reclame', gespeeld in Padang, met alweer een gigolo in beeld: 'Wie een kleine, maar prachtig getypeerde rol speelde, was voorts de heer Meyer, als het nietsnutje Eilery Clark. Buitengewoon goed, wat spraak, mime en kleeding betreft. We kennen dat soort knapen: met de witte handschoenen, de getailleerde billentikkertjes, de geaffecteerde spraak en die vrouwelijke lijnen. Af en toe staan ze in het politieblad. Het prototype van den netten gigolo. Een compliment voor de uitbeelding. Ze was naar het leven geteekend.'
Hoezo naar het leven getekend, dacht ik. En dat: ' We kennen dat soort knapen'. Ik niet. En ik kom heus weleens ergens. Waarom wordt een man in die tijd gigolo? Een verlangen naar luxe of simpelweg een verlangen naar inkomen.
Want die tijd is de crisistijd.
In het mooie boek In Indië geworteld van Hans Meijer lees ik onthutsende cijfers. De inkomens uit een reguliere betrekking werden minder en minder. Over een pakhuismeester van de Nederlands-Indische Handelsbank in Soerabaja schrijft hij: 'De crisis had echter zijn salaris teruggebracht van 500 gulden per maand naar 375 gulden, om uiteindelijk naar 200 gulden af te zakken.'
Vreselijk, voor wie het zich even indenkt. Zeker als je kostwinner bent, en de meeste getrouwde mannen waren dat, ook met trots voor vrouw en kinderen te kunnen zorgen.
Ik kan me voorstellen dat je doet wat je kunt. En als je er goed uitziet, aangenaam kunt dansen, conversatie hebt, ja....
In 1935 berichtte de Sumatra post evenwel: ' Het beroep van danseur mondain, aldus de N.R. Ct., is in Duitschland verboden in het belang van de waardigheid van den man.'
Verbieden leidt meestal tot een ondergronds gaan van zaken. Juist in een crisis, als mensen wanhopig zijn.
Vooralsnog heb ik kleine stukjes van deze puzzel, maar ze zijn er wel, en ik kijk uit naar meer informatie over de man als gigolo in Indië, want dat hij er was, dat is zeker.