Het Algemeen Beschaafd Haags van Harry

22 April 2024, 06:15 uur
Columns
mainImage

Het zal eind jaren negentig zijn geweest dat advocaat Bas Martens bij de politierechter een man bijstond die, toen hij een bekeuring kreeg, de agente in kwestie voor ‘Kankâhhoeh’ had uitgemaakt. Bij het normale proces-verbaal kwam daar dus nog eens de belediging van een ambtenaar in functie bovenop. 

In de rechtszaal betoogde de advocaat met een twinkeling in de ogen dat hier geen sprake was van belediging. ‘Kankâhhoeh’ was, aldus de raadsman, in de Hofstad helemaal geen scheldwoord, maar gewoon Algemeen Beschaafd Haags. De politierechter barstte in lachen uit, maar ging toch niet in de stelling van de advocaat mee. 

Toch had mr. Martens wel een punt. Scheldwoorden als kankâh, tering, pleuris en andere vreselijk ziektes liggen menig Hagenees in de mond bestorven. Met name in de wijken onder de Laan van Meerdervoort; op ’t veen. Ik herinner mij een rasechte Schilderswijker, die trots zijn net geboren zoontje voor mijn gezicht omhooghield en liefkozend zei: “Hoe vind je mijn pokke-tering-kankâhlijertje?”

En onlangs barstte ik nog in schaterlachen uit toen ik ergens las over een Hagenees die met zijn zoontje bij de slager staat. Het joch krijgt van de slager een stukje worst, stopt het in zijn mond en zegt verder niets. Waarop pa  zijn zoon vermanend toebijt: “Hee joh, zeg eens effe kankâh-dankjewel voor dat kankâh-stukkie-wochs!”

Marnix Rueb

Het was die rauwe plat-Haagse wereld die illustrator Marnix Rueb (1955-2014) dertig jaar geleden inspireerde tot de stripfiguur Haagse Harry. Rueb was als zoon van een kinderrechter opgegroeid in het deftige Benoordenhout. Hij werd zijn hele jeugd omringd door kakkers en ballen, maar verliet weerspannig het ouderlijk huis en vestigde zich in de Schilderswijk. Daar maakte hij kennis met de fascinerende wereld van matjes, trainingspakken en ongepolijst ’t hart op de tong.

Zelf zei Marnix Rueb vele stripalbums later dat hij Haagse Harry niet had gecreëerd, maar dat die al bestond en dat hij hem alleen maar heeft getekend. Kankerend en tierend, politiek incorrect, grof, seksistisch en grensoverschrijdend werd Harry een waar icoon. Er gingen uiteindelijk honderdduizenden albums met het fonetisch opgeschreven plat Haags over de toonbank. Ook buiten Den Haag werd Harry een held.

Nog altijd heb ik de geweldige cartoon op mijn netvlies die Marnix Rueb in januari 2003 maakte bij de dood van de door hem zo bewonderde collega Jaap Vegter. Beide illustratoren namen - ieder op eigen wijze - maar al te graag de Haagse gemeentepolitiek op de hak. Als eerbetoon aan de grote meester Vegter tekende Rueb een Haagse Harry in de onderdanige rol van Sancho Panza op zijn ezel, die naast ’t lege paard van Don Quichote bij de windmolens verzucht “Ik staat ‘r alleinag voâh nâh…”

Tegenhanger

Eind 2006 was ik druk met de oprichting van een nieuwe krant: Den Haag Centraal. Ik was na 32 jaar vertrokken bij de Haagsche Courant omdat de overname door ’t AD in mijn ogen een nogal plat en oppervlakkig dagblad opleverde. Ik wilde een beschaafde krant maken waar met name gemeentepolitiek en cultuur een serieuze rol zouden spelen. Daar paste geen tierende Haagse Harry bij. Maar ik had gehoord dat Marnix Rueb ook met ’t idee van een bekakte tegenhanger speelde. 

Als iemand dat milieu kende, was het Marnix Rueb; de wereld van voetbalclubs HVV en HBS, café The Scorer of Hathor en de tennisparken WW en OTC. Een enkele keer liet hij zo’n kakkâh al in een tekening met Haagse Harry optreden, maar daar bleef het bij. Zo’n type dat gaatjes-schoenen draagt en een lamswollen spencer, dat Pieter-Gerrit of Casper-Jan heet en “Wablief” zegt. Een dergelijk stripfiguur wilde ik dolgraag wekelijks in Den Haag Centraal hebben. Maar Marnix twijfelde, hij kwam er niet uit.

Het kwam dan ook maar één keer tot een echte Marnix Rueb in Den Haag Centraal: in maart 2010 toen de PVV vanuit het niets met liefst acht zetels zijn entree in de Haagse gemeenteraad maakte. Ik hoefde er niet eens om te vragen. Geschokt door deze extreem-rechtse aardverschuiving tekende Marnix Rueb de PVV-lijsttrekker Sietse Fritsma triomferend als een enorme King Kong bovenop het Haagse stadhuis, terwijl een moslima vanaf de straat beteuterd toekijkt. Die tekening bood Rueb uit zichzelf bij me aan. Het werd een spetterende voorpagina. 

Ontdaan belde Marnix me een paar dagen later opnieuw: bij de PVV waren ze zó in hun element met de cartoon, dat ze het origineel graag wilden kopen.