Indo-politici, graag samen naar de Pasar

18 May 2019, 21:43 uur
Columns
mainImage

Wat hebben hebben Mark Rutte, Thierry Baudet, Jesse Klaver, Geert Wilders en Rob Jetten met elkaar gemeen? Ze hebben Indisch bloed door de aderen stromen.

Het zijn (verre) nakomelingen van Hollandse/Europese mannen, die in vroegere tijden als ambtenaar, kantoormedewerker, militair, ingenieur, planter of ondernemer naar de Oost afreisden en aldaar niet ongevoelig bleken voor het aanwezige exotisch vrouwelijk schoon. 

Onder de zwoele tropenzon werd in vier eeuwen tijd menig baby van gemengd bloed verwekt. Je hebt ze die afstammen van Nederlandse, Franse, Duitse en Britse kolonisten. Ze dragen namen als Brinkhorst, Dessauvagie, Schneider en Robinson. Je hebt ze die in Nederlands-Indië opgroeiden binnen welstandige Europese families in enorme huizen met baboes en djongos in de bediening. Of als armtierige bastaard in de kampong. Maar hoe luxueus of moeizaam hun levenspad ook verliep, ze werden Indo-Europeanen - kortweg Indo’s - genoemd. 

Die etnische aanduiding, ten onrechte vaak als scheldwoord opgevat, geldt evenzeer voor alle nakomelingen die daar weer uit voortkwamen. Er bestaat niet zoiets als half-Indo of kwart-Indo. Het begrip Indo houdt in dat je van gemengd Europees en Indonesisch/Maleis bloed bent. Dus ook Eloise, Claus-Casimir en Leonore van Oranje Nassau van Amsberg - de kinderen van prins Constantijn en prinses Laurentine - zijn Indo’s. Goede kans dat ze later op de universiteit in corporale kringen (achter hun rug) gekscherend als ‘pinda’s’ worden aangeduid.

Er was een tijd - nog niet eens zo lang geleden - dat veel Indo’s zich schaamden voor hun afkomst; dat ze zich uitgaven voor half-Italiaans. Alsof dat beter zou zijn! Het heeft te maken met de positie die Indo’s in de voormalige kolonie innamen. Ze vormden - qua sociale status - een soort middengroep tussen het inlandse voetvolk en de blanke elite. Vaak met ondergeschikte baantjes in de ambtenarij, de lagere rangen van de krijgsmacht, voorman op een plantage etc. Kwaliteit en bekwaamheid leidde niet automatisch tot promotie.

Maar hoe blanker je oogde, hoe hoger je kon opklimmen. Er waren natuurlijk wel grenzen. Als Indo kon je bij de KLM geen piloot worden, laat staan burger-prinses binnen het Huis van Oranje.

Nederlands-Indië was een gecompliceerde standenmaatschappij, waar ras, afkomst, rang en opleidingsniveau een belangrijke rol speelden. Uit die tijd dateert de uitdrukking dat de koloniale samenleving was opgebouwd als de lagen van een spekkoek. Het was voor de Tweede Wereldoorlog ondenkbaar dat de vrouw van een kolonel bevriend raakte met de echtgenote van een luitenant, laat staan dat je vriendschappelijk omgang had met iemand die een al te donkere huid had.

Schrijfster Hella Haasse mocht in haar jeugd te Batavia bijvoorbeeld niet langer bij Yvonne Keuls thuis over de vloer komen, nadat Hella’s blanke ouders hadden ontdekt dat moeder Keuls van gemengd bloed was. 

Al die standsverschillen vielen weg tijdens de oorlog. In de Jappenkampen maakte het niet uit dat je barones was als je een aframmeling kreeg, honger had of met dysenterie in de ziekenboeg lag. En werkend aan de Birma-spoorlijn stierf een referendaris net zo’n miserabele dood als een adjunct-commies.

Nadat Indonesië eind 1949 onafhankelijk was geworden, verdween beetje bij beetje ook de raciale scheiding. Op de schepen vol repatrianten zaten de totoks (blanken) en Indo’s letterlijk in hetzelfde schuitje: ontheemd, getraumatiseerd en berooid. En eenmaal aangekomen in het kille moederland, deelden ze emotioneel hetzelfde lot: heimwee naar iets dat niet meer bestond.

Pasar Malam Tong Tong

Vanuit dat gezamenlijk gevoel ontstond 61 jaar geleden de Pasar Malam Tong Tong, decennia opererend onder de naam Pasar Malam en tegenwoordig - vanwege de vele imitatie-Pasars - onder de titel Tong Tong Fair. Begonnen in de Haagse Dierentuin, daarna vele jaren in Houtrust en nu alweer vele jaren op het Malieveld. Elk jaar opnieuw is het een grandioos festijn voor mensen van alle rangen en standen, want vrijwel iedereen heeft linksom of rechtsom wel familiaire of eigen historische banden hebben met Indië. 

De eerste bekende Indo’s waren artiesten als The Blue Diamonds, Anneke Grönloh, Sandra Reemer en de Tielman Brothers. Ze stonden allemaal bij de Pasar op het podium. Maar de lijst BI’ers is schier eindeloos: naast de al genoemde politici en prinses Laurentien tellen we Patty Brard, Remco Campert, Boudewijn de Groot, Ernst Janz, Yvonne Keuls, Liesbeth List, Sylvie Meis, Emile Ratelband, Winnie Sorghdrager, Waldemar Torenstra, Sanne Wallis de Vries en Dinand Woesthof.

De opsomming kan moeiteloos groter: Marion Bloem, Xander de Buisonjé, Alfred Birney, Adriaan van Dis, Caro Emerald, Kim Feenstra, Thom Hoffman, Kim-Lian van der Meij, Georgina Verbaan, Mei Li Vos, Willem Nijholt, Wibi Soerjadi en de zingende zusjes van O’G3NE. 

Het is dan ook gênant dat dit 10-daagse evenement, dat jaarlijks rond de 100.000 mensen uit het hele land trekt, uitsluitend overheidssteun van de gemeente Den Haag (waarvoor hulde!) geniet.

Het is ronduit absurd dat een organisatie, die al 61 jaar keer op keer een kleurrijk festijn van dans, muziek, exposities, shoppen en eten uit de grond stampt, nationaal zó wordt genegeerd. En dat in een tijd waarin alle politici hun mond vol hebben van ‘verbinding’.

Misschien kunnen Rutte, Baudet, Klaver, Wilders en Jetten volgende week gezamenlijk naar de Tong Tong (van 23/5 t/m 2/6) en achter een smakelijke lemper of saté kambing besluiten daar met elkaar eens iets aan doen.