In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen hebben de meeste partijen gepretendeerd een diverse kandidatenlijst te hebben opgesteld. Deze zou een afspiegeling zijn van de Haagse samenleving en zoveel mogelijk kiezers aan hun partij moeten binden. Vooral in wijken met veel Nederlanders van niet-westerse afkomst was het voor de vooral witte kiescommissies vaak een helse klus om geschikte kandidaten te vinden. Ze woonden zelf al niet in de wijken waar ze deze kandidaten zochten, en hun kennis van de multiculturele samenleving was vooral theoretisch van aard en zelden gebaseerd op jarenlange praktijkervaring en kennis.
Er werd vooral gekeken naar wat kiescommissies zelf dachten dat bewoners zou aanspreken in plaats van dat ook aan bewoners werd gevraagd wie zij aansprekende kandidaat-raadsleden zouden vinden. Als in de beeldvorming het plaatje maar divers was, dan was de missie geslaagd.
Maar ook op ‘andere diversiteitsfronten’ had ik mijn vraagtekens. Zo moest er bijvoorbeeld vrijwel standaard een student op de lijst, want de aanname was (vast onderbouwd met data-analyses) dat dit studenten en jongeren zou gaan aanspreken. Terwijl je je zou kunnen afvragen of een student nu op zoek is naar een collega-student om op te stemmen of bijvoorbeeld liever op een succesvolle entrepreneur van 40, die hem wellicht veel beter zou kunnen vertegenwoordigen in de raad. Idem voor heel veel andere keuzes die voor divers moesten doorgaan. Deze strategie was ook niet nieuw, maar wat mij deze keer vooral opviel, was met wat voor gemak men dacht te weten wat de Nederlander met een niet-westerse achtergrond zou aanspreken.
Was je nog niet lid van de partij, ach, dan werd je toch snel even lid, om vervolgens hoog op de lijst te worden geplaatst. Dan kreeg je vervolgens even een spoedcursus met het gedachtengoed van de partij aangeboden. Als men maar dacht de voorkeurstemmen binnen te halen, was vrijwel alles bespreekbaar.
Ik vroeg mij de hele tijd af wat dit betekent voor hoe men tegen Nederlanders van niet-westerse origine aankijkt. Denkt men nou werkelijk dat men zo eendimensionaal naar afkomst kijk en daar zijn stem op baseert, zonder ook te kijken of hij (m/v) in de raad effectief kan opkomen voor zijn belangen? Dat men niet het verschil ziet tussen een oprecht streven naar diversiteit en onthutsend opportunisme?
Wanneer je de uitslagen van de verkiezingen in Den Haag ziet, is het ook bijna geen enkele kandidaat met een niet-westerse achtergrond meer gelukt met voorkeurstemmen in de raad te komen. Ik ben een fervent voorstander van een zo divers mogelijke samenstelling van onze volksvertegenwoordiging. Maar dan wel met een inhoudelijke visie op diversiteit en niet op basis van een marketingstrategie om het plaatje in de beeldvorming rond te krijgen.
Is dit nou diversiteit?
12 April 2018, 09:00 uur
Columns