Er zijn dagen in het leven dat nieuws als een mokerslag aankomt. “Den Haag wil meer toeristen gaan trekken”, laat de NOS weten. “De ambitie is om de bestedingen van toeristen de komende jaren met minimaal zeven procent per jaar te laten groeien, heeft wethouder Richard de Mos gezegd bij Omroep West." Het bericht wordt mij toegestuurd door mijn oudste zoon met de toevoeging “Dan gaat het net zo kut worden als Amsterdam. Notabene de reden dat ik weer in Den Haag ben gaan wonen.”
Ik moet even diep ademhalen. Wat mijn zoon schrijft is waar. In het kader van zijn studie liep hij in 2016 een half jaar stage bij de Stadsschouwburg en welke jonge knul wil dan niet meteen in Amsterdam wonen? Voor een bedrag ter grootte van twee middenklasse private-lease-auto’s betrok hij een piepklein kamertje in een etagewoning, die de huisjesmelker à la Prins Bernhard jr. destijds al maandelijks €2800 opleverde. Ja, leven in de bruisende hoofdstad heeft zijn prijs!
Na een jaar is mijn zoon gillend uit Amsterdam vertrokken. Gek werd hij van de drukte, van het lawaai, van de fietsfiles en de overspannen toeterende taxi-chauffeurs, van de lallende, dronken Engelsen, van de kots en pis op straat, van de Koreanen die als een blinde met een selfie-stick rond-dwarrelden, van de rolkoffer-herrie midden in de nacht omdat mensen een prijsvechters-vlucht om zes uur ’s morgen moesten halen, van de hangende en blowende backpackers in de vensterbanken, van de idioten die nog nooit eerder in hun leven gefietst hadden en nu op zo’n OV-rijwiel de straat onveilig maakten en van de low-budget gezinnen die op de trappen van zijn portiek gezellig zaten te lunchen en daar als dank de supermarktverpakkingen achterlieten.
Als de Verloren Zoon keerde hij terug in Den Haag. Hij genoot van de veelzijdige stad waarin hij opgroeide. Waar zelfs in het drukke centrum nog gezinnen wonen, waar nog scholen en normale winkels zijn en niet elke vierkante meter is opgeofferd aan hotels, airb&b, horeca en toeristenwinkeltjes. “Zo blij dat ik hier weer woon”, liet hij regelmatig horen. Het lukte zelfs om een redelijk betaalbare woning in een schattig 19de-eeuws hofje te bemachtigen.
Dat de NOS de hartekreet van Richard de Mos als nieuws brengt, geeft iets aan. Nieuws is veelal wat afwijkt van het gangbare. En overal vallen bij bestuurders juist de schellen van de ogen. Van 020 tot Giethoorn, van Zandvoort tot Vlieland en van Delft tot Haarlem heeft men inmiddels oog voor de ongewenste nevenverschijnselen van overtoerisme en trekt men aan de rem. Barcelona, Venetië en Dubrovnik zijn schrikbeelden. Die steden laten zien hoe iets onomkeerbaar kan ontsporen. Zelfs city-marketeer Frits Huffnagel - lange tijd verantwoordelijk voor de stadspromotie van de hoofdstad en later Den Haag - zegt nu met een beschroomde glimlach ‘dat hij met Amsterdam teveel succes heeft gehad’.
Wrijven in een vlek
Spreiden en reguleren zijn nu de toverwoorden voor de dik betaalde baasje van de city-marketing. Maar zowat alle Italiaanse steden, en ook Praag, Krakau en Tallinn laten zien dat je de toeristenstromen niet of nauwelijks kan beheersen. Het is wrijven in een vlek. En het is een illusie te veronderstellen dat je louter kapitaalkrachtige, beschaafde cultuurminnaars aanspreekt die niets dan werkgelegenheid en welvaart brengen. De enige aanpak die echt werkt, hanteren ze op Vlieland: vol is vol. We hebben zoveel hotelbedden en zoveel kampeerplaatsen en daar blijft het bij. Doei!
Dus wat bezielt Richard de Mos? Ik lees het nog een paar keer na op de site van de NOS, “Wethouder De Mos wil dat er nieuwe hotels bij komen. Ook is hij positief over plannen voor nieuwe toeristentrekkers, zoals een Oranjemuseum in paleis Lange Voorhout.”
Is Richard de Mos gek geworden? Is het succes van zijn partij hem naar het hoofd gestegen. Ik maak me oprecht zorgen over de man. In zijn PVV-tijd was hij nog een halve paria. Toen ik als hoofdredacteur van Den Haag Centraal een verkiezingsdebat in Theater a/h Spui organiseerde onder de titel ‘Wie is er bang voor de PVV?’ liet Haags fractieleider Fritsma het afweten, maar De Mos wilde wel. Het gevolg was dat we een paar boomlange beveiligers moesten inhuren om herrie te voorkomen. Tegenwoordig wordt De Mos her en der op de rode loper als doortastende popi-jopi-wethouder binnengehaald.
Ik hoop dat het om een tijdelijke geestverwarring gaat. Daar heeft Richard al eerder last van gehad. Toen dacht hij als onderwijzer ineens dat hij schoolhoofd was. Maar wat is er nu aan de hand? Heeft Richard een hele fles champagne leeg gedronken bij zijn vriendje van partycentrum Opera om te vieren dat de zaak een felbegeerde nachtvergunning krijgt? Of heeft hij juist zijn verdriet weg zitten drinken dat de fraaie oude bomen voor Paleis Noordeinde - tegen zijn zin - toch moeten blijven staan? Houdt zijn verantwoordelijkheid voor de hoeveelheid huisvuil naast de ondergrondse containers hem wellicht uit zijn slaap en slaat hij daardoor soms wartaal uit?
Richard de Mos heeft onlangs een goedmaak-visite aan Drenthe gebracht, nadat hij zich wat onheus over die mooie provincie had uitgelaten. Ik zou zeggen: ga er eens een hele week heen. Je zit er vlak bij Groningen, een prima plek om te beseffen welke schade louter economisch gedreven ambities kunnen aanrichten. Gewoon even aan den lijve ondervinden dat de kwaliteit van leven uit meer bestaat dan horeca-omzet en stijgende bezoekcijfers. Niks meer hotels, niks meer toeristentrekkers. Geheel in lijn met zijn achtergrond roept Richard de Mos dan hopelijk “Minder, minder!”