Jan D. Swart: De Tandarts en NPO Politiek

4 August 2019, 23:03 uur
Columns
mainImage

Nu alles mis gaat in dit land ben ik er om u te bemoedigen met wat er de laatste halve eeuw godzijdank wel verbeterd is.
De tandarts.
Vroeger kwam er in de behandelkamer een gebit binnen, nu een mens. 

Vijftig jaar terug zat men in zo’n martelstoel rechtop. Nu wieg je comfortabel vanuit zit naar liggen en het plafond heeft een tv. De enige ontbrekende zeggenschap is het programma waarnaar ik moet kijken. Vorige week was dat NPO Politiek. Liggend met je mond open en dan die schijnheilige kop van Öztürk zo vlak boven je – ik was als de dood.

Ik had een privéafspraak om 14.40 uur.
Als kind waren er altijd minstens tien wachtenden voor me. Dan zat ik urenlang in een beklemmend zijkamertje te luisteren naar de rampen die zich bij anderen voltrokken. Het geluid ging door merg en been. Overal aan de muur hingen ontmoedigende posters die nooit werden vervangen. De roest zat om de punaises heen.

Mijn oude tandarts was ook nooit aardig. Zijn assistente deugde evenmin. Nooit sprak ze eens een bemoedigend woord. Het enige waarin ze belangstelde was je groene ziekenfondskaart om de slachting te financieren.

Tandartsassistenten leken allemaal op elkaar. Onder hun rok bruine verende sandalen met daarin omgeslagen witte sokjes. Laatst werd ik voorgesteld aan de vrouw van Jesse Klaver en toen kwam alles me weer helder voor de geest.

In het pand van de oude tandarts werd je gehaald. Dat wil zeggen: de deur ging open en dan zei de assistente: wie volgt. Daar bestond nooit misverstand over, want het was vroeger goed gebruik om bij binnenkomst te vragen: achter wie ben ik? Dat was het enige moment waarop er in een wachtkamer gesproken werd. 

Ziekenfondspatiënten werden ’s morgens behandeld. Om de eerste te zijn, desnoods tweede, rolde je om zes uur je bed uit. Wie tegen zeven arriveerde was nummer acht. Van sommigen viel nooit te winnen. Daarna stond je een uur buiten, ook ’s winters. Je natte haren stonden stijf gevroren in de scheiding, want de assistente kwam pas om half acht aankakken. Dan lag de tandarts zelf nog op z’n nest. 

Ondraaglijke pijnen zijn er geleden. De tandarts vroeg nooit iets. Hij stond in zijn onheilspellende witte jas gelijk met zijn gereedschap in de aanslag. Rechtop zittend keek je tot overmaat van ramp in zijn troosteloze achtertuin. Nu is het veel humaner. Je wordt verdoofd en uit de boor komt warm water. Bloedmooie assistentes zuigen dat met een afvoerslangetje uit je mond. Maar hun geheimtaal is gebleven. 
Seroso boktaal A2, rechtsonder.

En dan weet ik ’t alweer. 
Dat betekent: mond wagenwijd open, een kwartiertje Öztürk extra.