Jan D. Swart: intussen crepeert de zorg

27 February 2019, 01:06 uur
Columns
mainImage

Er zijn jaren geweest waarin ik vrijmoedig de wereld introk en mij op kosten van bloeiende bedrijven ter ruste legde. Bij aankomst liet ik het bad vollopen om me te reinigen en daarna kon het feest beginnen.  
Daar moet ik nu toch niet meer aan denken.

Ik ben onaangenaam huiselijk geworden en baan me als Jumbo-kruier een weg achter mijn vrouw aan, wat ze in vreugde ziet als een vergelding na al die jaren van valderalderie en hiep, hiep, hoera. Eens komt de wraak. Ik word geduld, mits ik inbind met mijn wensen.

We hebben er nu bijna een halve eeuw samen opzitten. Een prestatie waarbij de eer geheel haar toekomt: een klein vrouwtje dat vroeger bij de majorettes voorop liep. Zij 17, ik 24.
Raar eigenlijk, zo jong, en dan zulke grote beslissingen.
Alle grote beslissingen in het leven worden genomen op een leeftijd die daarvoor ongeschikt is.

Het begint al met een geloof. Dat wordt erin geramd zonder de kans op vergelijkend warenonderzoek. Zelfs bij het eenvoudige atheïsme, zoals in mijn geval, is het slikken of stikken.
Als je vijftien jaar bent dwingen ze je op school tot een vreselijk keuzepakket, terwijl je van toeten noch blazen weet. Vijf jaar later heb je een baan waarvan de meesten op hun veertigste inzien dat het een kolossale vergissing is en in het ergste geval ben je dan tien jaar verder ook nog met de verkeerde vrouw getrouwd. Dat laatste is me dan gelukkig bespaard gebleven, ofschoon er natuurlijk vele momenten zijn geweest dat mijn vrouw mij kon missen als kiespijn.
Andersom minder, maar ik was dan ook zelden thuis. Dat wordt me nu nòg verweten.

Ik reisde.
Ik zat in een vak waarin de gemiddeld haalbare mannenleeftijd statistisch het laagst was. Wie als journalist de vut haalde was een spekkoper. En mocht er voor de mazzelaar daarna toch nog een enkel jaartje resteren, dan was het nog nauwelijks de moeite waard.

De som van het leven: eerst word je geziekt met een geloof dat je niet aanstaat. Vervolgens moet je je te pletter studeren. In mijn geval zelfs nog anderhalf jaar nutteloos in militaire dienst, waarna de grootste pechvogels veertig jaar werden opgesloten in een geestdodend kantoorflat met een koffieapparaat en een chef die uit z’n bek stonk.
Thats it.

Meer zit er niet in, want als je dan eindelijk met pensioen gaat en je denkt dat je nog een jaartje of twintig bij volle bewustzijn dicht bij huis in het café vrolijk kan pokeren, blijk je door te veel vlees, suiker, alcohol en nicotine volledig vergiftigd te zijn en ga je zo gek als een deur op een gesloten afdeling van een mechanische bejaardenfabriek vervroegd de pijp uit, omdat er geen geld was om naar je om te kijken.

En waarom was er geen geld om naar je om te kijken? Omdat elke grote stad tegenwoordig wel een groene wethouder heeft die met zo’n tiet met geld lachend op de foto gaat op het moment dat hij of zij rare circulaire schoenen staat te passen, terwijl de zorg in zijn stad crepeert.
Zal haar een rotzorg zijn.

Een omgedraaide levenscyclus zou dus handiger zijn, dus met leven beginnen vlak voordat je dood gaat en dan gezellig met veel rooskleurige vooruitzichten terug, maar daar heeft de schepper destijds dan weer niet goed over nagedacht.
Maar houd moed.

Wedden dat onze staatsgevaarlijke halfgod Klaver ook dat proces gekanteld krijgt?
Hij heeft een propagandamachine, die bij mij herinneringen oproept. 

U hoort nog van mij.