Meeste Haagse historie wacht de opruiming

23 November 2019, 21:26 uur
Columns
mainImage

Twee overvolle Billy-kasten in mijn werkkamer zijn gevuld met boeken over Den Haag. In de afgelopen veertig jaar heb ik honderden titels bij elkaar verzameld over het Spui-kwartier, de Archipelbuurt, Scheveningen, Buurtschap 2005, Bezuidenhout, Joods Den Haag, China Town, de kunstenaars van de Mallemolen, de Koninklijke Schouwburg, de Jan Ligthartschool, voetbalclub HVV, Spinoza’s sterfhuis, het Binnenhof enzovoort, enzovoort.

Er is een tijd geweest dat we ’t - naast de jaarboekjes van Die Haghe - met een mager plankje over het wel en wee van de Residentie moesten stellen. Je had de stadswandelingen van Johan Gram, Vermaas’ Geschiedenis van Scheveningen, het vuistdikke zeven-eeuwen-overzicht van dr. Van Gelder en de boekjes over voornamelijk trams en bussen van Ron F. De Bock. 

Maar eind jaren zeventig kwam er een reeks van Haags historische uitgaven op gang van de hand van Michiel van der Mast en Henk Slechte, twee medewerkers van het Gemeentearchief. De belangstelling van het publiek voor de geschiedenis van de eigen stad nam sindsdien een vlucht, doorgaans goed voor een oplage van twee- tot drieduizend exemplaren; geen vetpot, maar genoeg om uit de kosten te komen. 

Ter gelegenheid van 750 jaar Den Haag verscheen in 1984/85 vijftien maanden achtereen de serie ‘Ach Lieve Tijd - 750 jaar Den Haag en de Hagenaars’, een thematische populair-wetenschappelijke aanpak van de Haagse geschiedenis. Dat werd een ongekend succes. Elke maand gingen er een kleine 20.000 exemplaren over de toonbank. Het schijnt dat uitgever Waanders vooral dik verdiende aan de verzamelband, waarin je de losse nummers bijeen kon brengen.

Ik was als tekstredacteur van het begin tot het eind betrokken bij deze monumentale uitgave. Elke maand haalde ik de krakkemikkige woordenbrij van meewerkende academici door de machine om er een begrijpelijk en ook nog vlot leesbaar geheel van te maken. De uitgever had mij gevraagd, omdat ik kennelijk de juiste toon wist aan te slaan. En het hielp vast dat ik zelf al enkele Haags historische publicaties op mijn naam had: ‘Kurhaus, baken van Scheveningen’ (1979), ‘Den Haag op z’n smalst’ (1979) en ‘Indisch Den Haag’ (1983 ). 

Omdat de verkoop van ‘Ach Lieve Tijd’ - mede dankzij een geoliede marketing-campagne - zo buitensporig veel beter was dan verwacht, kreeg ik ongevraagd een verhoging van mijn honorarium met liefst 30 procent. Het succes werd daarna nog verder door uitgever Waanders uitgebraden, door er in 1992 een nieuwe reeks ‘Den Haag zoals het was - de geschiedenis van onze eeuw’ achteraan te gooien. Maar op zeker moment bleek de markt toch verzadigd.

Met enige regelmaat verschenen er niettemin nieuwe Haags historische boeken. Maarten van Doorn, Kees Stal, Charles Dumas en Chris Nigten onderscheidden zich op dit terrein en zelf liet ik mij ook niet onbetuigd met uitgaven over het Nederlands Dans Theater, de 100-jarige Passage en acteur Guido de Moor. Een ambitieus plan om een boek ‘Residentie in oorlogstijd’ te maken, kwam nooit van de grond, want het dagelijkse werk voor de Haagsche Courant ging ook door en thuis had zich inmiddels een kleine aangediend. Wel, ook zonder mij verscheen er nog genoeg.

Deze week toog ik naar de boekhandel om twee titels aan te schaffen: ‘Den Haag 40/45’ van Maarten van Doorn en ‘Lieve Rachel’ van Leo van der Velde. Maarten van Doorn is een vast anker als het om gedegen kennis van de lokale geschiedenis gaat en over journalist/chroniqueur Leo van der Velde heb ik hier al eerder opgemerkt dat hij voor mij de voornaamste reden is om zo nu en dan AD/Haagsche Courant te lezen. 

Op zoek naar die twee boeken, ontwaarde ik bij Paagman in het centrum een hele tafel met louter Haagse uitgaven. Ik wist niet wat ik zag. Uiteraard de flutboekjes ‘Haagse Canon’, ‘Haagse Plekken’ en ‘Haags Geheugen’, makkelijk in elkaar gejast. Maar ook luxe uitgaven als ‘Den Haag zoals het nu is’, ‘Navigating te city’, ‘Scheveningen - Badplaats in beeld’ en ‘Interieurs van het Binnenhof’.

Er kwam geen eind aan. Er lag een ware diarree aan Haagse lectuur uitgespreid. In willekeurige volgorde noem ik: ‘Haagse wijsheden’,’De kleine geschiedenis van Den Haag’, ‘Time to momo Den Haag’, ‘Haagse Harry’, ‘Kookboek van Den Haag’, ‘Laan van Meerdervoort - Een dwarsdoorsnede van Den Haag’, ‘Het Den Haag boek’, ‘Pier to Pier’,‘Ome Ed, korte verhalen uit het koffiehuis’, ‘Wandelen buiten de binnenstad van den haag’ en ‘The 500 Hidden secrets of The Hague’.

Het duizelde me. Veel boeken, zoals ‘Kookboek van Den Haag’, bleken goedkoop in elkaar geflanste nonsens. Inferieur papier en lelijke vormgeving waren schering en inslag. Wat een verspilling van grondstoffen. Maar bij concurrent Van Stockum op het Spui ontdekte ik dat ik nog lang niet alles had gezien. ‘Vanzelfsprekend maar niet normaal’, een hagiografie van oud-wethouder Adri Duivesteijn, staarde me meteen bij binnenkomst aan. Op de planken eronder boeken over architecten die hun stempel op deze stad drukten, zoals Louis de Wolf, Herman Wesstra en Johannes Mutters. 

Maar ook hier titels als ‘De Haagse moeder gids’, ‘Bakkie pleuâh’, ‘Je komt Den Haag niet uit’, ‘Blikkie terug - Haagse voetbalcultuur van toen’. En dan zijn er natuurlijk nog de bedrijven die al dan niet in eigen beheer een jubileumboek uitbrengen: van rolschaatsbaan/discotheek De Marathon tot een party-cateraar. Het lijkt wel of heel gepensioneerd Den Haag aan het schrijven is geslagen. 

Met louter ‘Den Haag 40/45’ en ‘Lieve Rachel’ ging ik huiswaarts. Misschien dat ik over een jaar - in de uitverkoop - nog een enkele andere titel aanschaf. Want de opruiming is uiteindelijk het lot dat het merendeel van deze boeken wacht.