Toen ik in 1974 als leerling-journalist bij de Haagsche Courant begon, werd mij meteen bijgebracht dat een nieuwsbericht uit vijf W’s bestond: Wat, Waar, Wanneer, Wie en liefst ook Waarom. Wat is er gebeurd, waar is het gebeurd, wanneer is het gebeurd en wie is het overkomen? Het Waarom iets is gebeurd, zal niet altijd meteen duidelijk zijn. Maar als dat wel bekend is, dan hoort die vijfde W er ook bij.
Dat waren logische, weinig opmerkelijke weetjes. Maar kort daarna leerde ik ook een andere les. Er was die dag een trein ontspoord in het verspreidingsgebied van de krant en ’t dodental liep snel op. De krant was al klaar om te worden gedrukt, maar de voorpagina werd in allerijl omgebouwd. Op de zetterij lagen in lood de cijfers gereed om het aantal slachtoffers in de kop en in de eerste regel van de aanhef snel aan te passen. Zo gingen we van 11 naar 15 doden, naar 17 naar 20 naar 21. Als krant wil je zo actueel en correct mogelijk zijn.
Eén ding viel me op. Daags daarvoor was in India een veerboot vergaan met honderden verdrinkingsdoden al gevolg. Dat was als berichtje ergens achterin de krant weggedrukt. Ik had een raar gevoel bij dit verschil in journalistieke benadering. Mijn chef begreep “mijn jeugdige medemenselijkheid”, zoals hij ’t noemde. Vervolgens legde hij me uit dat hoe verder weg iets gebeurde, hoe minder het ons emotioneel raakte, oftewel één dode om de hoek van de straat telt zwaarder dan vijf doden in Groningen. Hij keek me met een cynisch lachje aan en zei: “Het is een simpele formule: nieuws is het aantal doden gedeeld door de afstand.”
Het duurde even voor zijn woorden echt tot me doordrongen, maar op deze wrange berekening viel weinig af te dingen. En al is er in de afgelopen decennia veel in de journalistiek veranderd (sensationeler, onzorgvuldiger en veel meer taalfouten), dit werkt nog steeds zo. De ramp aan het Tarwekamp in Den Haag met zes dodelijke slachtoffers, raakt ons diep. Er kwamen meteen diezelfde dag extra televisiejournaals, andere programma’s vervielen en ADO Den Haag voetbalde die avond met rouwbanden. In de dagen daarna bezochten de minister-president en het koningspaar de ramplocatie. Voor de slachtoffers is spontaan al meer dan een half miljoen ingezameld.
Gaza
Ik wil niets afdoen aan het leed, het verlies en het immense verdriet van de mensen die deze aanslag heeft getroffen. Maar ik realiseerde me meteen dat ditzelfde onheil - explosies, brand, huizen die instorten, onschuldige mensen die onder het puin bedolven raken en omkomen - dag in dag uit in Gaza gebeurt. Maar de ene ramp voltrok zich om de hoek, al die andere op 3000 kilometer afstand. Ik hoor mijn oude chef weer: “Nieuws is het aantal doden gedeeld door de afstand”.
Ik pak er mijn calculator bij en deel de 44.000 doden (merendeels vrouwen en kinderen) in een jaar tijd in Gaza door 365. Dat zijn er 120 per dag, oftewel vijf per uur. Al een jaar lang heb je dus - gemiddeld genomen - in Gaza ELK UUR - 24 uur per dag, zeven dagen per week - zo'n bewust veroorzaakte explosie, instortende gebouwen en vijf doden; een massavernietiging die we van Netanyahu geen genocide mogen noemen maar die we als recht op zelfverdediging dienen te beschouwen.
In Gaza komen geen koningen of staatshoofden hun medeleven betuigen. Sterker, ons kamerlid Geert Wilders gaat demonstratief op vriendschapsbezoek bij premier Netanyahu, tegen wie het Internationaal Strafhof inmiddels een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd op beschuldiging van oorlogsmisdrijven en misdaden tegen de menselijkheid.
De beelden van ingestorte huizen, rokend puin waaronder mensen het leven lieten in Gaza - in Israël nauwelijks op tv te zien - ogen precies hetzelfde als wat we aan de Tarwekamp in Den Haag konden waarnemen. Wanhopige mensen op zoek naar hun dierbare in de ravage. Reddingswerkers die de zoveelste dode afvoeren. De schaal waarop het daar - en op de Westelijke Jordaanoever en inmiddels in Libanon - gebeurt, is oneindig veel groter, maar het raakt ons juist minder.
Niet alleen omdat we inmiddels murw zijn. Maar ook omdat die 120 doden per dag op 3000 kilometer afstand vallen. En 120 gedeeld door 3000 was in 1974 al geen voorpaginanieuws en dat is het nog steeds niet. Het blijkt in alle opzichten ver van ons bed.