Oorlogsfront

30 June 2025, 10:30 uur
Columns
mainImage

Bo Keller (1928-2020) heb ik een paar keer mogen ontmoeten. Ter ere van Veteranendag denk en dacht ik extra aan hem. Bo (George Wilhelm) was een man met een verhaal. Hij zat bij het KNIL en ging daarna naar de Korea-oorlog. Hij mailde me destijds: “Ik weet niet of dit verhaal goed overkomt, maar zo’n bijzondere oorlogsfrontherinnering uit het verre Korea mag niet verloren gaan.”

Dat vond ik ook. Ik kan er in deze ruimte maar enkele fragmenten uit opnemen, maar alles telt.

“Op Facebook lees ik veel oude herinneringen en zo viel bij me verschillende herinneringsklepjes open op mijn oude dag. Er waren in deze afschuwelijke oorlog ook wel vele leuke momenten geweest aan het front dan alleen akelige gebeurtenissen.

Ons peloton had in de vooravond een gedeelte van de veroverde Chinese loopgraven toegewezen gekregen. In mijn groep zaten enkele Indische jongens uit Nederlands Nieuw Guinea waaronder ik.

We waren moe. De wachten werden ingedeeld. Een ieder begaf zich in het duister, dat af en toe verlicht werd door  wat verlichtingsgranaten die een tijdje in de lucht bleven hangen.

De nacht verliep vrij rustig.

Wij Indische jongens staan nogal vroeg op om aan de koffie en tevens op temperatuur te komen. We zaten daar zo gezellig mogelijk te donggengen (slappe praat) toen opeens onze maat Swaab haastig uit zijn wachtgedeelte kwam, naar ons rende en ons toeriep: ‘een dooie Chinees, een dooie Chinees.’ Onze korporaal Micka hield hem staande en bracht hem tot rust.

Lieflijk toegedekt

Wat vertelde Swaab? Hij liep die avond naar zijn toegewezen plekje in de loopgraaf en struikelde over een persoon die op de grond lag en volgens zijn verhaal, bromde deze man toen hij tegen hem aan liep. In zijn wachtuur zag hij dat deze persoon krom lag. Hij dekte hem toe met een deken en ging naderhand tegen hem aan liggen slapen.

In de ochtend hoorde hij ons kwebbelen en stootte hij de persoon die naast hem lag aan. Nu pas zag dat het ’n Chinees was en nog dood ook, die hij als zijn kameraad lieflijk toegedekt had. De hevige schrik zat er bij hem goed in.

Vanaf die tijd noemden we Swaab: ‘dooie Chinees.’

Wij waren bij het Nederlands Detachement Verenigde Naties (N.D.V.N.), Regiment van Heutsz. B. compagnie. De eerste aanvulling vanuit Nederlands- Nieuw Guinea 1951. Via Biak-Guam-Manilla-Japan waren we in Korea aangekomen waar we werden gelegerd op de oevers van de rivier de Han. We werden vrij direct naar het front gezonden.

Daar hebben we verschillende gevechtsacties mee gemaakt en in de wintermaand 1951 speelt dat verhaal af tijdens de gevechten genoemd de ‘IJzeren driehoek’ in Noord Korea. Tijdens de Korea Oorlog vochten we tegen de Noord-Koreanen en tegen de Chinese troepen, die de Noord-Koreanen te hulp schoten. […]

De vijand had al van te voren een ware HEL over zich heen gekregen (vliegtuigen -tanks-kanonsvuur en veel rook). De overlevende vijandelijk verdedigers zitten dan vol verwachting in deze ‘loopgraven;’ ons op te wachten met onder andere een ware regen van handgranaten ons toegooiend.

Dan na heel veel onvriendelijkheden over en weer nemen wij hun plaatsen in. Daarna maken we gebruik van hun loopgraven of kuilen om hun tegenaanval af te wachten en onze eigen verliezen op te nemen.

Dat voorval van de ‘dooie Chinees’ was na deze laatste controle, toen wij de nacht ingingen en tijdens de volgende ochtend.

Dit was nu het leven van een frontsoldaat. Krankzinnig!

 

https://www.indischeschrijfschool.nl