Op een Fongers

7 February 2024, 15:30 uur
Columns
mainImage

Een Fongers rijwiel, dat was iets. Stevig en solide. Als ik de oude advertenties mag geloven, fietste het halve KNIL op een Fongers. Wat bleek: de fabriek stond in Groningen. 

Er zijn nog Fongers rijwielen. Op Marktplaats vind je ze. De fabriek sloot pas in 1970. Fongers zat in Groningen. Daar maakten ze stoere stevige modellen, zonder frivoliteiten, je verwacht niets anders van Groningers. In Indië had Fongers agentschappen waar je een rijwiel kon bestellen. Dat werd vanuit Groningen verzonden, dat duurde weken. Geen wonder dat er toko’s waren die zelf bestelden. Kregen ze een zending binnen, dan was dat reden voor een advertentie in de krant. In het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië van 22 juli 1910 staat een advertentie voor Fongers, met zowel een herenmodel als een damesmodel. Vrouwen fietsten ook. Dat was destijds modern. FIetsen gold als gezond, en dat was een nieuwe kijk op de vrouw. Zij had kennelijk meer nodig in haar leven dan borduren en wachten op een eventuele echtgenoot. Lichaamsbeweging. vitaliteit en in het verlengde ervan zelf beslissen welke route ze in het leven zou nemen. Linksaf of rechtsaf, ze maakte het zelf uit.

Het lijkt iets kleins voor ons in deze tijd, maar denk eens aan de huwelijkswetgeving van die tijd. Trouwde een vrouw, dan moest zij de man in alles gehoorzamen.

Een vrouw die eigen vervoer had, liep het risico gevoelsmatig zelfstandig te worden. Ze wilde vanzelf kortere rokken want dat fietste veiliger. Ja, en of je dan nog getrouwd raakte met die autonome instelling? In deze tijd is de emancipatie van de Europese vrouw ook in Indië groeiende.

Midden op de advertentie staat met kleine letters: ‘In gebruik bij het Nederlandsche- en Nederlandsch-Indische leger’.

In mijn boek over het KNIL, Een eervol bestaan, heb ik met veel genoegen het reglement opgenomen dat Frits van Daalen, dan nog gouverneur van Atjeh, publiceerde in het  Indisch Militair Tijdschrift (1908). Zijn ‘Instructies voor het tactisch gebruik van de Wielrijderbrigades in Atjèh en Onderhoorigheden’ geven een goed inzicht in de problematiek die door het fietsen ontstond, want ja, wat als de vijand een vrijwel onzichtbare rotandraad over de weg had gespannen? En waar bleef de klewang tijdens het fietsen? Van Daalen wist raad en had zeventien instructies paraat, waarvan ik er hier een aantal citeer:

1. De wielrijdersbrigades zijn bestemd voor patrouilledienst. Zij kunnen ook worden gebezigd voor politie- en ordonnansendienst.

2. Zij zoeken haar kracht vooral in snelle verplaatsing. Hoofddoel is zoo spoedig mogelijk plaatsen bereiken waar kwaadwilligen zijn gesignaleerd of dezen den terugtocht afsnijden.

3. Als regel wordt op het rijwiel uitgerukt. De commandant moet in het algemeen ervan doordrongen zijn, dat – ofschoon het voordeel van snelle verplaatsing niet lichtvaardig mag worden prijsgegeven – opgezeten de brigade vrijwel weerloos is.

4. Bij een onverwachtschen flankaanval op de afgezeten marcheerende brigade, wordt naar beide zijden front gemaakt, het rijwiel, om den eersten aanloop van den aanvaller te breken, met kracht van zich geworpen en de aanval met vuur afgeslagen.

Er is nog meer, maar u heeft een beeld. Bij nr 14 mis ik het beeld helaas, misschien kan iemand mij uitleggen wat er gebeurt. Ik weet wel: fietsen in de oude tijd, dus voor de oorlog, dat was lang zo eenvoudig niet als het later was.