Over een Indische jongen

9 June 2025, 14:07 uur
Columns
mainImage

Willem Assé (1846-1918) heb ik nooit gekend, hij leefde in een wereld ver voor de mijne, en toch verlang ik ernaar hem de hand te schudden.

Met eerbied.

Ontzag.

Want dit is nu een man die met haast niets begon en alles ervan wist te maken. Alsof toen ook al gold wat na de oorlog ouders hier tegen hun zoons zeiden:  dat een Indische jongen dubbel zijn best moet doen.

Dat deed Willem Assé, tot aan zware overspanning toe. Zijn levensverhaal las ik in het Weekblad voor Indië, van 10 november 1918, en toen ik zijn portret zag, bleef ik naar hem kijken. Dat beschaafde, dat zelfbewuste, dat toch-even wegkijken van de fotograaf.

Hij moet zich ook miskend hebben gevoeld, want hij wás miskend.

Ter ere van meneer Assé citeer ik uit het tijdschrift.

Eerst: hoe zijn leven begon. Hij wordt al vroeg opgenomen in een jongensweeshuis te Soerabaja. Geen toelichting is erbij. Misschien was er geen familie meer. In het weeshuis is nauwelijks onderwijs:  “Eerst op zijn tiende jaar wist hij buiten het weeshuis twee leerboekjes machtig te worden, het één voor de Nederlandsche en het ander voor de Franse taal. Zo heeft deze Indische jongen zich de Hollandsche spraakkunst eigen moeten maken en die taal had zoo geheel zijn liefde, dat hij haar spoedig volkomen meester was.”

Daar heb je het al, het dubbel-je-best-doen. Dan begint hij te werken, in 1862 op kantoor bij de Marine en het Stoomwezen te Soerabaja. Daar valt hij op in positieve zin. Een harde werker, een goed karakter. Maar twee jaar later is hij overspannen en moet met verlof naar Nederland. Hij is dan al getrouwd en vader van vier kinderen; hoe het financieel ging, is me een raadsel, gemakkelijk zal het niet zijn geweest.

In Delft studeerde Willem Assé verder, zelfstudie weer, en met 'reusachtige energie' nog wel.

Weer in Indie steeg hij op in de ambtelijke gelederen; 35 jaar is hij pas wanneer hij benoemd wordt tot adjunct inspecteur bij het departement van Financiën en twee jaar later tot referendaris.

Een harde werker, maar ook iemand die te veel van zichzelf vroeg. Weer met ziekteverlof naar Nederland, in 1887. Weer terug en dan een bevordering tot een nog hogere functie: die van Algemeen Ontvanger te Soerabaja. Na twaalf jaar gaat het weer mis met zijn gezondheid, hij moet daarom met ontslag. Een extra blijk van erkenning is er niet. Dat moet hem gegriefd hebben.

Willem Assé heeft nu een onvolledige pensioen, misschien dat hij daarom weer gaat werken. Hij verhuist naar Djokjakarta:

“Tot eindelijk het Residentie kantoor zijn vaste werkplaats werd, waar hij dienst deed als Chef van de Contrôle der Sultanskassen. Die betrekking heeft hij tot aan zijn dood 14 oktober jongstleden vervuld. Zijn karakter en zijn werkkracht hebben vriend en tegenstander steeds eerbied afgedwongen en dat hij zeer bemind was, bleek wel op de dag zijner begrafenis, waarbij alle autoriteiten van de Sultanstad, alsmede de Kroonprins van Djokjakarta, de Prins Pakoe Alam en talrijke Javaanse edellieden, als zij de laatste eer bewezen. In Assé is een voortreffelijk land, dienaar en een hoogstaand mens heengegaan, die toch allen, die hem van nabij gekend hebben, niet licht vergeten zal worden.”

Maar het enige dat we nu nog weten, is dankzij het Weekblad voor Indië.

 

https://www.indischeschrijfschool.nl