Een jaar geleden werd bij het Rabbijn Maarsenplein een nieuw Joods Monument onthuld ter nagedachtenis aan de ruim 12.000 door de nazi’s vermoorde joodse Hagenaars. Die plechtige handeling werd gegund aan burgemeester Pauline Krikke. Inmiddels weten we dat je daarmee flinke risico’s loopt. Maar dit was lang voordat Scheveningen bijna onder haar toeziend oog afbrandde, lang voordat presentator Wilfried Genee met zanger Wolter Kroes voor de radio een liedje maakte onder de titel ‘Ik heb de hele week lopen draaien’ en lang voordat het NOS-journaal onze burgermoeder als jokkebrok voor schut zette en 1Vandaag de vraag opwierp of mevrouw Krikke niet te licht is voor het ambt. Maar dat allemaal terzijde; het monument heeft Pauline’s optreden destijds overleefd.
Er stond op het Rabbijn Maarsenplein al een prachtig Joods Kindermonument. Er hing ook al decennia een bronzen plaquette met een ‘wenende Rachel’ en om de hoek op de Gedempte Gracht zat zelfs al meer dan een halve eeuw het Amalek-monument tegen de muur; die grote Davidster waarin een gezin schuilt. Maar er was kennelijk behoefte aan iets groots. Nauwelijks een half jaar na de onthulling werd het object door een 23-jarige onverlaat met viltstift beklad. Of dat ordinaire vernielzucht was, een knullige uiting van anti-semitisme of dat de man het kunstwerk gewoon niet mooi vond, bleef bij de rechtszaak onduidelijk. Het leverde de dader in elk geval 20 uur taakstraf op.
Kunst in de openbare ruimte staat vaker bloot aan vandalisme, maar ik ken weinig voorbeelden van gedenktekens die het mikpunt werden van vernielzucht. Met het Amalek-monument van beeldhouwer Dick Stins dat in oktober 1967 op de Gedempte Gracht werd onthuld, is weliswaar flink gesold: het werd verplaatst van de plek waar ooit een synagoge stond naar een muur tegenover een patattent en is nu geïntegreerd in het nieuwe Joods Monument. Het heeft echter de tijd ongeschonden doorstaan en zijn schepper ruimschoots overleefd. Het uit gebroken spiegels opgebouwde Auschwitzmonument van beeldhouwer/schrijver Jan Wolkers moest het in Amsterdam wel enkele keren ontgelden, maar veel verder kom ik niet. Het iconische Nationaal Monument van Ralph Prins bijvoorbeeld in voormalig concentratiekamp Westerbork - die aangrijpende naar de hemel gebogen spoorrails - krijgt louter bewondering en is bij mijn weten sinds de onthulling in 1970 nooit beklad.
Het nieuwe Haagse Joods Monument - van de vrij onbekende Israëlische kunstenares Anat Ratzabi - beroerde echter al de gemoederen nog voordat het ontwerp door de gemeente was goedgekeurd. In weinig vleiende woorden probeerden medio 2016 liefst 23 smaakmakende Hagenaars de komst van dit gedenkteken te voorkomen. Waarom? “Een oud monument wordt voor de zoveelste keer verplaatst en ingebed in een ‘nieuw’ monument waarvan de vormentaal cliché is en duidelijk gekopieerd van Joodse monumenten in o.m. Leiden (Ram Katzir), Gorinchem (Ton Koops) en Berlijn (Daniel Liebeskind)”, schreven ze in hun bezwaarschrift.
Het zal je maar gezegd worden. En het waren niet de minsten die deze onverholen kritiek uitten. Gerenommeerde kunstenaars en architecten als Sara Benhamou en Eric de Vries (de ontwerpers van het bejubelde Joods Kindermonument), Ingrid Rollema (voormalig directeur Vrije Academie) Hans van Beek (Atelier PRO), Vera Yanovshtchinsky (Yanovshtchinsky architecten), Eric Vreedenburgh (Archipel Ontwerpers) ondertekenden zonder schroom het manifest, evenals de bekende galeriehouder Maurits van de Laar en kunsthistoricus Philip Peters.
“Cliché en gekopieerd”, dat komt hard aan. Inderdaad staan achtergebleven koffers van Ram Katzir in Leiden al sinds 2010 symbool voor de deportatie van joden in de Tweede Wereldoorlog en kun je vraagtekens plaatsen bij een soortgelijke verwijzing in Den Haag. De vermeende relatie met het ontwerp van Liebeskind in Berlijn ontgaat me. Maar de vergelijking met de muren van Ton Koops in Gorinchem begrijp ik wel, al gaat het in Den Haag niet echt om muren doch om een soort stenen deur op een kier. Of bedoelden de briefschrijvers dat juist met cliché? Want op elke begraafplaats vind je wel een grafmonument met een deur op een kier.
Het bleef echter niet bij de kunst-inhoudelijke kritiek over het ontbreken van een eigen vormentaal. De indieners van het bezwaarschrift zagen ook voor zich hoe de ruimte tussen de kerkmuur en het monument een vrijplaats voor druggebruik, een verzamelplek voor vuil en een soort openbaar urinoir zou worden. Het mocht allemaal niet baten. Na veel discussie en allerlei aanpassingen werd het ontwerp goedgekeurd en konden de steenhouwerij en andere betrokken bedrijven aan de slag.
Sindsdien ben ik er een paar keer langs gekomen. Met het drugsgebruik, het zwerfvuil en de pis lijkt het vooralsnog mee te vallen. En of het nieuwe Joods Monument een indrukwekkend gedenkteken is of tot de categorie ‘het betere pikwerk’ behoort, moet ieder maar voor zich uitmaken. Maar al kort na de onthulling diende zich een heel ander probleem aan. De zes stenen zit-elementen behorende bij het monument - symbool voor de zes miljoen vermoorde joden - gaan namelijk permanent schuil onder een laag duivenstront. Dit deel van de gedenkplek is zó intens smerig, dat geen mens hier plaats zal durven nemen voor een moment van bezinning. De duiven hebben letterlijk schijt aan het nieuwe Joods Monument. Dáár kan de rechter wellicht bij een volgende vandaal iets mee aan: als taakstraf een maand lang elke dag die gore laag duivenkak wegschrobben!