Sjoemelen moet mogen

4 July 2023, 06:00 uur
Columns
mainImage

Op de laatste competitiedag van het seizoen 1967-1968 speelt Ajax thuis tegen ADO. Een zege voor de Amsterdammers is voldoende voor de landstitel, ze staan één punt voor op Feyenoord. De week erna is de KNVB-bekerfinale, ook tussen beide clubs, maar dan in het Zuiderpark. Een abc’tje. ADO laat Ajax de competitiewedstrijd winnen, zodat de Hagenaars – zowel bij neerlaag als victorie in de bekerfinale – verzekerd zijn van Europees voetbal. ADO mag die bekerfinale nog winnen ook. Trainers Rinus Michels en Ernst Happel spreken het af en delen het plan met hun aanvoerders Gert Bals en Aad Mansveld.

Maar de uitvoering verloopt anders. Kees Aarts, blijkbaar zitten slapen bij de bespreking, kopt ADO in Amsterdam al in de derde minuut naar 0-1. Dus staat doelman Ton Thie zestig seconden later De Lach te lezen, zodat Inge Danielsson een voorzet van Sjaak Swart vrolijk fluitend tot 1-1 kan promoveren.

Nu doordrukken, zou je van de Ajacieden mogen verwachten. Maar nee, Brinta in de benen. Het blijft gelijk, daar gaan de mooie plannen. Zo wordt niet Ajax kampioen, maar Feyenoord. En is ADO lang niet zeker meer van Europees voetbal.

Dan neemt Aad Mansveld het heft in handen. Letterlijk. In z’n eigen doelgebied zweefduikt hij de bal met de hand weg, hij heeft ‘m nog net niet klemvast. Zelfs Jules de Corte en José Feliciano kunnen het zien. Lau van Ravens ook. Henk Groot faalt vanaf elf meter niet, 2-1 voor Ajax. Iedereen blij.

Behalve Harry Heijnen. Is kennelijk ook niet op de hoogte. Na een sublieme solo kan Mandje, zijn bijnaam, de 2-2 in het lege doel schuiven. Zijn teamgenoten schreeuwen hem vloekend de huid vol. Heijnen schrikt, zet ‘m in z’n achteruit en verspeelt de bal als een beginneling. De Meer haalt opgelucht adem, het blijft 2-1, Ajax kampioen.

Een week later staat het convenant andermaal onder druk. ADO leidt volgens plan met 2-0, maar de mannen van Michels, zonder Johan Cruijff die geen zin heeft om mee te doen, vechten zich opeens te pletter. Piet Keizer tekent voor 2-1 en teistert even later de lat.

Freek van der Lee, Rotterdammer in Haagse dienst –  landskampioen en bekerwinnaar geworden met Sparta – kan het niet langer aanzien. Hij is bankzitter en staat briesend op. Wie van Ajax nu nog op onze helft komt, schoppen we doormidden! Schijnt hij te hebben geschreeuwd. Het blijft 2-1, ADO wint de beker.

De moraal. Omkopen mag niet. Maar sjoemelen wel. Als niemand er maar last van heeft. Zo ook in het voetbal van vandaag. Geen enkele prof geeft een wedstrijd weg. Maar wanneer je met 3-0 voor staat en er zijn nog tien minuten te gaan, kun je als speler, zonder de grenzen van de immoraliteit te overschrijden, de boel toch heel aardig belazeren.

Je hebt vooraf je plan getrokken. Je handlanger – op de tribune of voor de tv – ziet dat jij, zoals met hem als signaal afgesproken, een blessure of kramp simuleert. Op dat moment zet hij bij een of meer bookmakers digitaal een behoorlijk bedrag in op nog een vierde doelpunt. Dat betaalt ongeveer vier tot zes keer de inzet. En verdomd, het wórdt kort voor tijd 3-1.

Is dat omkoping? Ben je gek, de winstpremie is niet in gevaar gekomen. Doe je er iemand kwaad mee? Nee, niemand. Hooguit je eigen keeper die zo graag de nul had willen houden. Waarom doe je het dan? Om de wedkantoren leeg te plukken. Hun bestaansrecht is gefundeerd op het lopen van risico. Ze geven je volop niet te missen kansen. Maar die moet je wel benutten. Desnoods in je eigen doel.