Terug naar Kaatsheuvel 

16 September 2021, 23:02 uur
Columns
mainImage

Het moet in het Pinksterweekeinde van 1964 zijn geweest dat mijn ouders, mijn oudere broer Aad en ik op zaterdagochtend met de auto richting Noord-Brabant reden. In de achterbak lag een splinternieuwe 5-persoons bungalowtent van het merk Château Bleu; door mijn moeder bij elkaar gespaard met de zegeltjes van Albert Heijn.  

Je kon in die tijd allerlei luxe artikelen via de Premie van de Maand Club (PMC) van Albert Heijn aanschaffen; een vernuftig middel tot klantenbinding dat was overgewaaid uit Amerika. Eerder was op die manier al een koelkast ons huis binnen gekomen. Na de tent zouden nog een PMC-centrifuge en een PMC-naaimachine volgen. 

Met onze Château Bleu arriveerden we bij de in die tijd mateloos populaire camping De Katjeskelder nabij Breda. Maar verder dan de receptie kwamen we niet, want De Katjeskelder zat helemaal vol. Op de ANWB-campingkaart - een landkaart waarop alle officiële kampeerterreinen stonden aangegeven - zocht mijn moeder een alternatief in de buurt. Zodoende kwamen we even buiten Kaatsheuvel op camping ’t Hoekske; een boerenbedrijf dat nog maar kort tevoren een deel van het erf had bestemd voor het opkomende kampeertoerisme. 

Kennelijk bracht recreatie ook toen al meer op dan melkveehouderij, want de boerenfamilie had echt een flink weiland vrijgemaakt en verwelkomde hier nu Randstedelingen met tenten en een enkele caravan. De auto parkeerden we meteen naast onze Château Bleu. Er was iets verderop een primitieve wc/wasgelegenheid met louter koud stromend water getimmerd en bij de boerenhoeve verkochten ze gedurende enkele uren per dag wat noodzakelijke levensbehoeften als melk, eieren, brood en wc-papier. 

De meeste kampeerders op ’t Hoekske kwamen hier elk weekeinde. De tent of caravan bleef van eind april tot eind september - compleet ingericht met eigen keukengerei, kampeertafel, stoeltjes, luchtbedden en slaapzakken - op zijn plek staan. Ons gezin zou al snel ook tot de vaste recreanten behoren. Op vrijdagmiddag stonden mijn ouders en broer - klokslag half vier - al met de auto voor school te wachten tot ik de poort uitkwam. Hup, daar reden we richting Kaatsheuvel. De thuis bereide avondmaaltijd van macaroni met ham en tomatenpuree genoten we op de camping.

Vertier

Er was op ’t Hoekske niets aan vertier te vinden. Een wip en twee schommels vormden de speeltuin. Ik heb er nog een litteken op mijn kin aan overgehouden, omdat ene Fientje plots van de wip stapte en ik met mijn gezicht tegen de houten drager sloeg. Soms had iemand een dambord of een spel kaarten bij zich. Maar je vermaakte je vaker met tikkertje en verstoppertje spelen.

Zwemmen deden we in het vennetje, tien minuten lopen vanaf de camping in het aangrenzende bos. En soms gingen we ook naar het openluchtbad van De Efteling. Een apart weggetje voerde naar een ingang, die het - met name voor de locale bevolking - mogelijk maakte het zwembad te betreden zonder dat je het attractiepark in hoefde. Dat weggetje overkluisde trouwens een pad in de Efteling en als kwajongens lieten we ons daar moeiteloos illegaal het attractiepark in zakken.

Er werd op ’t Hoekske ook eindeloos veel gevoetbald. Op een stuk weiland nabij het aangrenzende bos waren van houten palen twee goals opgetrokken, zodat daar naar hartelust een balletje kon worden getrapt. Dat spel werd gedomineerd door de Haagse glazenwassers-familie Kleinee en de eveneens Haagse jongens Romein. Ja, we waren bepaald niet de enige Hagenezen op het park. 

The Monkeys

Wel genoten wij enige tijd een speciale status nadat mijn broer in de zomer van 1965 met zijn bandje The Monkeys (niet die latere succesgroep van Davy Jones) op de camping had opgetreden. ’t Hoekske werd steeds meer een echt bedrijf. Meer en meer grasland werd geschikt gemaakt voor recreatie. De charmante boerendochter was inmiddels getrouwd met de lelijkste man uit de omgeving - door iedereen ‘De Kikker’ genoemd - maar die vent kon wel rekenen. Hij had douches laten bouwen, waar je met de inworp van muntjes een paar minuten warm water kon krijgen. Hij had een echte kampwinkel geopend en aan ’t woonhuis van de familie liet hij een soort kantine bouwen, waar je wat kon drinken en een Mars of Nuts kon kopen. 

In die splinternieuwe kantine liet het bandje van mijn broer de zomerhit ‘Wooly Bully’ van Sam the Sham & The Pharaohs schallen. Maar ook ‘I can get no satisfaction’, ‘One for the money, two for the show’, ‘If I had a hammer’, ’As teas go by’, Pretty Woman’ en de tranentrekker ‘House of the rising sun’. De hele tent stond op zijn kop. De dubbel 8-film die mijn vader ervan maakte, getuigt er nog van. 

In de weken erna werden mijn ouders, mijn broer en ik constant belaagd door mensen die vroegen wanneer er weer werd opgetreden. Maar ‘De Kikker’ wilde aan de band uitsluitend 25 gulden reiskosten vergoeden. Zelfs de overnachting op de camping moesten de bandleden gewoon betalen. Dat was de gretige jonge popartiesten toch te gortig. Mijn broer hield aan zijn optreden wel verkering over. Met Nettie Remkes, dochter van de slager op de Haagse Hoefkade en zus van die Fientje die mij met mijn bek op de wip had laten knallen.

Joegoslavië

Een jaar later kwam er een eind aan onze weekeinden in Kaatsheuvel. In de zomer braken we steevast de Château Bleu op en zochten zon-garantie in Joegoslavië. Daar liep mijn broer hersenvliesontsteking op en na een ziekenhuisverblijf van weken in Split lag hij de rest van de zomer thuis op bed. Zo verdween ’t Hoekske uit beeld. De verkering met Nettie trouwens ook. 

De komst van het zwembad, een wachthuisje met slagboom, de houten vakantiehuisjes, sta-caravans en apart trekkers-veldje hebben wij zodoende niet meer meegemaakt. Vorig jaar juni ontdekte ik bij toeval dat onze oude camping nu een Europarcs Resort is, waar je verblijft in een soort grote stacaravans zonder wielen, die dan cottage, chalet of bungalow heten. Er is een minimarkt, een familierestaurant, snackbar en een luxe steakhouse. Het park biedt een in- en outdoor-speeltuin, een overdekt zwembad en een buitenbad, er zijn springkussens, midgetgolf en er is fietsverhuur. Er is zelfs een animatieteam om de kinderen bezig te houden. 

Het plan om samen met mijn broer Aad een ‘sentimental journey’ naar Europarcs Kaatsheuvel te ondernemen, werd doorkruist door zijn onverwachte overlijden. Dus troon ik nu mijn echtgenote mee naar een recreatiepark waar we verder niets te zoeken hebben. Ik pink nog net geen traan weg als ik zie dat de kantine waar eertijds The Monkeys optraden nu een Grand Café annex pannenkoekenhuis is. De bar staat op de plek waar toen het podium was, maar verder is alles nog hetzelfde: de raampartijen, de brede vensterbank, de stalen palen die het platte dak dragen. Hoeveel uren op regenachtige dagen heb ik hier niet rondgehangen?

De volgende dag wandelen we naar het ven. Het is heerlijk nazomerweer, maar er is geen mens te zien. De stilte in het bos wordt slechts door een zacht gesuis doorbroken: auto’s op de snelweg iets verderop. Het is 55 jaar geleden dat ik hier voor het laatst was. Op zomerse dagen was het een drukte van jewelste, soms stond er zelfs een ijsco-kar. Met mijn gele canvas opblaasboot bracht ik uren peddelend op het water door. Ik vraag me af of hier tegenwoordig nog kinderen komen zwemmen. Op het park heb je immers een waterparadijs met een glijbaan waar in kinderogen geen eind aan lijkt te komen.

Op internet lees ik herinneringen aan ’t Hoekske; voornamelijk uit de jaren negentig. Al een compleet andere tijd. Ik voel me ineens erg oud en hoor ik in mijn hoofd de herkenningsmelodie van de tv-serie ‘Toen was Geluk heel Gewoon’. Ik struin internet verder af. Zou De Katjeskelder nog bestaan? En waarachtig, die heet nu Roompot Vakantiepark De Katjeskelder. Half Nederland is tegenwoordig vakantiepark. Ook hier uiteraard een zwemparadijs, minigolf, speeltuin en zelfs een bowling. En er is weliswaar een sportveld om met de achterkleinkinderen van de familie Kleinee te kunnen voetballen, maar - zo wordt nadrukkelijk aangeprezen - je kan hier ook naar ESPN kijken.