Het is een vreemde zomer met dat hete weer en het lijkt of er meer mensen sterven dan anders, dus ik zoek naar houvast. Naar wat blijft bestaan. Sporen van toen. Dan kom je al gauw in de Danckertstraat, waar sinds mensenheugenis Toko Semarang is gevestigd.
Jaren geleden kwam ik er op aanraden van een vriendin. Zij kende mijn verlangen naar de oude Indische tijd en zei: "Je moet oom Go ontmoeten." Wat moet, dat moet. Dus ik stapte naar binnen en wankelde meteen. Die weldaad van geuren. De grote foto's achter de toonbank. De smalle lange ruimte die misschien nog achterkamers had. Te midden van dit alles stond achter de kassa een kleine man, die me aankeek en breed glimlachte.
De koning van de toko.
Ik stelde me voor. "Jakhals," zei hij. En toen zei ik weer wat, hij knikte en hoorde het verhaal achter mijn woorden. Die middag eindigde ik zittend op een klein krukje naast zijn kassa, luisterend naar wat hij tussen de klanten door, vertelde over zijn leven. Later vertelde hij het nóg eens op de Tong Tong Fair, nu voor een zaal vol publiek. Na lang soebatten had hij genadig toegestemd om door mij geïnterviewd te worden. Oom Go kon generaties ver terugkijken op zijn familie in Indië, zoiets boeit: "Mijn grootvader was kapitein der Chinezen." Die glimlach hield ons allemaal vast.
Maar een mens leeft en sterft, en ook Oom Go vertrok. Op de uitvaart zag ik foto's uit zijn leven, waardoor ik meteen naar de toko wilde om nieuwe vragen te stellen. Alleen dat is het beroerde aan doodgaan: iemand is daarna zo ontzettend weg. Dus die vragen zitten nog in mijn hoofd.
Uit angst voor nieuwe emoties van missen, vermeed ik eerst de toko. Misschien ook al weg. Er verdwijnt zo veel, waarvan je dacht dat het bestaan vanzelfsprekend was. Later keek ik toch. Toko Semarang is er nog en ik geloof zelfs dat de zaak bloeit. De echtgenote van Oom Go kookt, en familie staat bij met raad en daad. De website toont Oom Go, want dood is niet vergeten. Thuis zat ik te glimlachen tegen het computerscherm. Kijk, daar was hij, in de digitale wereld leefde Oom Go door. Zijn telefoonnummer stond erbij. En ik wist bijna zeker, dat als ik zou bellen, ik zijn stem zou horen.
Het troostte me, een beetje, en dat was net genoeg.