Dit jaar vier ik een discutabel 50-jarig jubileum. Op 19 april 1974 werd ik namelijk ontslagen uit militaire dienst. Oneervol, S5. Die S stond voor Stabiliteit. Was je op en top stabiel, dan kreeg je een 1 als hoogst haalbare cijfer. Was je instabiel, om niet te zeggen volslagen idioot, dan gaven ze je het laagste cijfer, een 5. En een schop onder je kont.
Aan dat oude zeer liep ik te denken toen ik afgelopen zaterdag 29 juni urenlang genoot van Veteranendag. Eerst op het Malieveld en daarna in het centrum van Den Haag, waar het indrukwekkende defilé van oud-strijders door tienduizenden langs de route werd begeleid met voortdurend en ovationeel applaus. Indrukwekkend ja, en niet zo’n beetje ook. Op het Malieveld talloze vroegere kameraden in uniform die elkaar weer zagen en liefdevol omhelsden. Tranen. Tuiten. Ook bij mij, geïnteresseerde en altijd heel snel geëmotioneerde toeschouwer. Die zich realiseerde dat die mannen (en vrouwen) vochten mét elkaar. Vóór elkaar. Maar vooral voor óns. En niet alleen om de hoek, maar vooral veel op enge plekken in de wereld waar ze schijt hebben aan vrede en veiligheid.
Toon Hermans confereerde ooit: “Is het nou militairisme of militairendom? Nee, het is militairendom. Ontzettend dom.” Was ik met hem eens. Ministerie van Defensie? Opheffen, zonde van de centen, de tijd en de energie. Intussen denk ik daar honderdtachtig graden anders over. We leven in een tijd van geestelijk gestoorde warlords en niets en niemand ontziende machtswellustelingen. Die moeten allemaal met spoed S5 krijgen. En geen schop onder hun kont. Maar een elektrische stoel.
Ben bang dat dat niet gaat gebeuren. Maar wel blij dat het fenomeen Veteranendag zich op steeds meer belangstelling mag verheugen. Trots ben ik ook. Op mijn vader, die er al 23 jaar niet meer is, en als militair en marinier vocht voor zijn vaderland. Wat zou hij hier graag bij hebben willen zijn. En wat zou hij het fijn hebben gevonden dat zijn zoon, die nooit iets van dat militaire gedoe moest hebben, daar nu wat genuanceerder over denkt. Wat heet: ik vind zelfs dat Koningsdag plaats mag maken voor Veteranendag. Als bevelhebber Dick Schoof en zijn strijdlustige soldaten die nu eens bevorderen tot dé nationale feestdag. Zijn we ook verlost van dat spijkerpoepen voor beginners en koekhappen voor gevorderden.
Nog even over de reden van mijn S5. Het enige wat ik zei tegen de commandant van mijn onderdeel (in Nunspeet of all places) was dat ik met wat Haagse vrienden de kazernes daar in de brand zou komen steken. Een dag later zat ik thuis. Met een briefje waarop ‘Voorgoed ongeschikt voor militaire dienst’ stond. De dag erna, 20 april, werd ik gebeld door het Ministerie van Defensie. Ik werd meteen ontboden, in de Haagse Muzenstraat. Met knikkende knieën ging ik erheen, na de latrine thuis in de Jan van Rodestraat in mensonterende conditie te hebben achtergelaten. Ik zou toch niet terug het leger in moeten, dacht ik nagelbijtend, ze komen toch niet op hun besluit terug, ik kon toch gewoon lekker heel erg voorgoed ongeschikt blijven? Dat kon ik. Want ze boden me een baan aan op het ministerie. Als burger, administratief medewerker, met meteen al een leuke rang ook.
Ik heb de baan niet aangenomen en verliet schaterlachend het pand. Maar denk er elk jaar rond deze tijd aan terug. Ook aan de achterliggende motivatie van die S5-kwalificatie. Want die was weliswaar volkomen terecht, maar ook begrijpelijk. Ik voetbalde in die tijd namelijk bij FC Den Haag. En niet onverdienstelijk, want ik kreeg een uitnodiging van Jan Zwartkruis, bondscoach van het Militaire elftal. Centrale training in Zeist, op een woensdagmiddag. Trots als een aap met zeven lullen toog ik naar mijn commandant. Die had een bloedhekel aan voetballen en wilde mij geen vrij geven. “Maar maar…” sputterde ik tegen, “het Nederlandse Militaire elftal!”
Hij zei niets en begon te lachen. Steeds harder, ik nachtmerrie er nog weleens van. En wat deed ik? Eerst dreigde ik hem een kop dampende koffie in z’n gezicht te gooien – kon me nog net beheersen – en schreeuwde daarna mijn branddreigement uit. Vervolgens nam hij, nog steeds een hyena nabootsend, het besluit mij uit de Nederlandse krijgsmacht te gooien. Waar ik op zo’n schitterende dag als Veteranendag steeds werktuigelijk aan terugdenk. Ook aan het WK van 1974 dat ik destijds dankzij mijn S5 ongestoord kon volgen. Het was zoals iedereen weet het WK in West-Duitsland waar we het tot in de finale schopten. Dat gaan we nu op het EK dus ook doen, de finale halen, en weer tegen de Duitsers. Zeker weten, ik ben toch niet gek.