Als ik een tenniswedstrijd volg, dan moet ik vaak aan de waterschappen denken. Niet omdat de wateroverlast op tennisvelden de spuigaten uitloopt, maar omdat het voortbestaan van de waterschappen net zo vreemd is als de telling bij tennis. Iedereen weet dat het raar is, maar laat het gewoon voortkabbelen.
De Nederlandse waterschappen zijn bestuurlijk bijzonder te noemen. Al in de Middeleeuwen gaven de graven van Holland een deel van hun macht af aan door de bevolking (grondbezitters) gekozen vertegenwoordigers. Door inklinking van de grond en het omdijken van land ontstond nieuwe gebieden die droog gehouden moesten worden. De graven lieten dat aan de bewoners zelf over, maar hielden wel een vinger aan de pols: de oplossingen in de ene polder mochten niet ten koste gaan van het waterhuishouden in een andere polder.
Bij zwaar weer of ander dreigend onheil werd een beroep gedaan op de bevolking, vandaar dat die enige inspraak kregen. Eigenlijk is het waterschap dus het oudste min of meer democratische bestuurslichaam van ons land, maar dat lijkt me geen reden om er mee door te gaan.
Eén van de taken van de ook zo overbodige provinciale besturen is toezicht houden op de waterschappen. In de praktijk wat moeilijk omdat de grenzen niet overeenkomen. Sommige waterschappen liggen in meerdere provinciën. Daarnaast heeft de provincie net als de waterschappen zorg te dragen voor de waterwegen. Maar wie wat doet, is voor de gemiddelde Nederlander totaal onoverzichtelijk. Evenals de namen en taken van de door de bevolking gekozen bestuurders.
Toch wordt van de kiezers verwacht te stemmen op leden van het algemeen bestuur; een soort gemeenteraad, maar dan veel ingewikkelder. Omdat de wil van de kiezers hun stem uit te brengen nihil is, heeft men besloten de verkiezingen voor het algemeen waterschap bestuur te combineren met de provinciale statenverkiezingen. Dus u krijgt 20 maart a.s. twee stembiljetten.
Waarschijnlijk wordt de instructie van de overheid over de waterschapverkiezingen niet erg intensief, omdat de kartelpartijen alle belang hebben bij een lage opkomst. De dagelijks bestuursleden van een waterschap, de dijkgraaf en heemraden (soort wethouders) zijn heel vaak lid van de kartelpartijen en krijgen een plek in het bestuur als douceurtje voor door hen verrichte diensten.
Afschaffen van de waterschappen zal om diezelfde reden niet snel gebeuren. In de schaduw van de provinciën en het ministerie van Verkeer en Waterstaat opereren ze als ongenode gasten aan een buffettafel. Niet opvallen en alleen je bestaan kenbaar maken als het niet anders kan, zoals bij de jaarlijkse belastingaanslag.
Uiteraard moet de strijd tegen het water en het beheer van de waterwegen in ons land de hoogste prioriteit hebben, maar het is de vraag of we dat doen door vast te houden aan de waterschappen? Waarom de hele handel niet samen laten vallen in een ministerie van waterbeheer? Geen overlapping, geen overbodige bestuurslagen en geen te goed betaalde “plush-baantjes” om onderling te verdelen door de kartelpartijen. Pak dan en passant ook de provinciale besturen aan, want die krijgen dan nog minder te doen.
In 2012 zag de toenmalige regering even het licht, toen ze pleitte voor afschaffen van de waterschappen en het terugbrengen van provinciën tot vijf grote districten. Op de vergaderingen van de kartelpartijen komt echter slechts 10% van de leden. Omdat 5% van de Nederlanders lid is van een politieke partij beslist in de praktijk 0,5% van onze bevolking. En wie zit er op de politieke vergaderingen waar wordt gesproken over waterschappen en provinciën? Inderdaad de belanghebbenden!
Kalkoenen stemmen tegen het kerstfeest als ze de kans krijgen. Vandaar dat het gewoon door blijft kabbelen.