Wanneer de oorlog voorbij is

6 February 2020, 23:01 uur
Columns
mainImage

"Duitsers zijn óók mensen," zei mijn moeder altijd als het over de oorlog ging. "Maar wèl Duitsers," voegde ze eraan toe. Dus toen ik een keer in Duitsland was, keek ik toch met andere ogen om me heen. Oorlogservaringen zijn erfelijk. Je krijgt er iets van mee.

Dat zie je ook aan de kwestie van Mitsubishi, het Japanse bedrijf dat nu diep in energiebedrijf Eneco zit. Mitsubishi komt voort uit het gelijknamige moederbedriijf, dat tijdens de oorlog dwangarbeiders had, van verschillende nationaliteiten, ook Nederlanders. Na de oorlog is hier en daar excuus aangeboden en compensatie betaald, maar niet aan Nederlanders. Dat is door onze regering afgekocht voor 264 gulden per persoon, lees ik in het dagblad Trouw. Wat de voormalige dwangarbeiders daarvan vonden, staat er niet bij. Dus dan weet ik het wel. Die mensen zijn niet gevraagd.

Het roept de vraag op, wanneer die oorlog nou eens eindelijk voorbij is.

Mag een Japans bedrijf met een dergelijk verleden onbevangen aan de toekomst bouwen? De vraag is eerder, wie deze vraag mag beantwoorden. Van Mitsubishi zie ik geen indringend besef van het oorlogsleed dat, eenmaal opgedaan, door de ene generatie naar de andere reist, en dat zonder erkenning alleen maar zwaarder drukt. Als het leed doorgegeven kan worden, dan geldt dat ook voor schuld. Ik bedoel niet dat de nieuwe generaties zelf schuldig zijn, maar wel dat ze in een positie zijn om de schuld te kunnen neerleggen, door uit te reiken naar degenen die lijden. Er zijn nog dwangarbeiders van toen in leven. Net als kinderen en kleinkinderen. Zij hebben recht van spreken over schuld.

Een oorlog eindigt niet wanneer de vrede afgekondigd wordt. Dan begint de lange, lange nasleep van verwerken (als dat al kan), aanvaarden, doorgeven en van dragen en verdragen. In de generaties erna moet iets van verzoening komen, wil de oorlog echt overgaan.

En hoe sta ik zelf tegenover Duitsers? Hmmm.

Ooit had ik een afspraakje met een man uit Duitsland. Ik wilde niet vragen wat zijn grootvader had gedaan in de oorlog, dus door dat niet vragen dacht ik er de hele tijd aan. Ook wilde ik grapjes maken over fiets-terug, wat ik met alle macht in mezelf onderdrukte. Van de weeromstuit zei ik weinig. Gezellig was anders. Het bleef eenmalig, en ik had geleerd dat ik nog een lange weg te gaan had wat mijn eigen verzoening betrof.

https:/www.Indischeschrijfschool.nl