De Haagse Rekenkamer heeft een verkennend onderzoek gedaan naar de transparantie en kwaliteit van het gemeentebestuur gedurende de coronapandemie. Het ging daarbij om hoe het college de gemeenteraad in de maanden april, mei en juni informeerde over hoe het de pandemie aanpakte in de stad.
Ook keek de rekenkamer naar hoe de gemeenteraad tijdens de coronacrisis aandacht bleef houden voor andere onderwerpen die de stad en haar inwoners raken.
Het resultaat van beide verkennende onderzoeken is volgens de rekenkamer dat nader, uitgebreider onderzoek niet nodig is. In beide gevallen is blijkbaar gebleken dat er weinig mis is geweest met de wijze waarop college en raad opereerden.
Wat betreft de wijze waarop het college de raad heeft geïnformeerd in de onderzoeksperiode, concludeert de rekenkamer dat al op 20 maart de eerste ‘stand van zaken maatregelen in aanpak coronacrisis’ aan de raad is gestuurd. De tweede stand van zaken volgde 'kort daarna op 3 april 2020, waarin het college ook aangaf de raad tweewekelijks schriftelijk te gaan informeren'.
Dat de raad naast die updates begin juni de ‘Voorjaarsnota 2020 en de financiële en maatschappelijke impactanalyses’ ontving waarin het college het financiële en maatschappelijke beeld voor 2020 en komende jaren als gevolg van de coronacrisis schetste, en er op op 7 juli een raadsmededeling volgde over de 80 miljoen euro die werd gereserveerd om de gevolgen van de crisis op te vangen, brengen de rekenkamer er toe aan te geven dat verder onderzoek (nu) niet nodig is.
Wat betreft de werkzaamheden van de gemeenteraad zelf, geeft de rekenkamer aan onderzocht te hebben welke onderwerpen er in de schriftelijke vragen naar voren kwamen in vergelijking met de vragen die in de afgelopen 10 jaar in dezelfde maanden zijn gesteld.
Daaruit bleek 'dat er geen sprake is van een vast patroon van onderwerpen in schriftelijke vragen in de betreffende maanden over de afgelopen 10 jaaren dat er ook in de periode van de coronacrisis over een veelheid van verschillende onderwerpen vragen zijn gesteld'. Ook hier acht de rekenkamer dus geen ander onderzoek noodzakelijk.