De gemeente Den Haag heeft in de afgelopen 5 jaar drie keer door de rechter een dwangsom opgelegd gekregen omdat er niet adequaat genoeg  was gereageerd op een zogenoemd WOB-verzoek, het verzoek om meer informatie op basis van de wet om bepaalde overheidsstukken openbaar te maken. In die 5 jaar stond het college dertien keer voor de rechter omdat een indiener van een WOB-verzoek een dwangsom eiste van de stad.

Dat antwoordt het college donderdag op vragen van raadslid Peter Bos van de Haagse Stadspartij. Hij kwam daarmee 'omdat de afgelopen maanden bij verschillende commissievergaderingen door insprekers is gerefereerd aan langlopende WOB-procedures'. In principe moet een overheid binnen 4 weken reageren, met de mogelijkheid van nog eens 4 weken uitstel.

Uit de antwoorden blijkt dat het aantal WOB-verzoeken in 2015 het hoogst was, 411. Vervolgens werden dat er in 2016 365 verzoeken, in 2017  252, in 2018 285 verzoeken en in 2019 259 verzoeken. Het eerste half jaar van 2020 zijn er 121 verzoeken ontvangen, zo geeft de gemeente Bos aan en voegt daaraan toe dat 'deze cijfers ook verzoeken omvatten die later zijn ingetrokken of die digitaal zijn ingediend'.

Bos wilde ook weten hoeveel van deze verzoeken binnen de wettelijke termijn waren afgehandeld. Dat bleek veel minder, niet eigenlijk, te zijn te beantwoorden geeft het stadsbestuur aan. Dat komt onder meer omdat het blijkbaar gebruikelijk is 'dat bij omvangrijke of complexe WOB- verzoeken een andere termijn wordt overeengekomen met de verzoeker'. En, vervolgt de gemeente, 'dit wordt ook niet apart geregistreerd'.

Wat betreft het aantal keren dat de gemeente in gebreke is gesteld, blijkt dat het in 2015 om 45 gevallen ging. Vijf daarvan hebben tot een dwangsom geleid. In 2016 leidden 40 ingebrekestellingen tot één opgelegde dwangsom. In 2017 bleven alle 13 ingebrekestellingen zonder gevolg. Sinds 1 oktober 2016, geeft het college aan, is het niet meer mogelijk om een dwangsom te verbeuren bij niet tijdig beslissen op een WOB-verzoek.