Hoe kan het dat onder Haagse ambtenaren blijkbaar een soort van instructie bestaat waarin staat dat op bepaalde locaties het sinds vorig jaar augustus geldende wettelijk verbod op het dragen van een boerka niet geldt? 

Dat vragen de VVD-raadsleden De Graaf en Pronk zich woensdag af in vragen aan het college. Zij verwonderen zich over de 'instructie' waarin staat dat volgens het college het verbod niet zou gelden voor openbare bibliotheken, musea, sporthallen, zwembaden en begraafplaatsen. Vreemd zeggen de liberalen, want de wet spreekt totaal niet over uitzonderingen. "Kennelijk gaat het hier om eigen collegebeleid."

Past het college de wet, waarvan burgemeester Krikke zei dat deze heel helder is en er voor haar stad geen uitzonderingen gelden aldus de raadsleden, nu wel of niet toe? "En als dat gedeeltelijk is, waarom is de raad nooit over het mogelijk grote aantal uitzonderingen geïnformeerd?"

Ook gaan De Graaf en Pronk in op het feit dat in de 'instructie' staat dat het verbod wel geldt in deze vijf soorten instellingen zodra daar een “overheidsdienst” wordt verleend (bijvoorbeeld eenstembureau). Hoezo vragen zij zich af, de wet maakt dit onderscheid helemaal niet.

Zij herinneren het college er aan dat de wet bedoeld is om naast het publiek ook ambtenaren bescherming te bieden die met bedekte gezichten te maken krijgen. Waarom, zo vragen zij zich af, beschermt het college dan de ene ambtenaar met een publieksfunctie wel en de andere met een soortgelijke functie niet?