Vijf grote steden hebben kritiek op het wetsvoorstel 'Opkoopbescherming en verruiming mogelijkheden tijdelijke verhuur' van de inmiddels demissionaire minister Kajsa Ollongren. Zij vinden dat de rijksoverheid gemeenten betere instrumenten moet bieden om slecht verhuurderschap aan te pakken. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven denken daarbij aan een algemene verhuurvergunning en juridische mogelijkheden om malafide verhuurders aan te kunnen pakken.

Het wetsvoorstel maakt het gemeenten mogelijk om in een gebied een opkoopbescherming in te voeren voor betaalbare koopwoningen voor drie jaar. Dat voorkomt dat woningen worden opgekocht door beleggers met als enige doel die te verhuren. De maatregel voorkomt dat starters en doorstromers op de huizenmarkt moeten concurreren met beleggers, is het idee.

De vijf steden willen echter de opkoopbescherming voor onbepaalde tijd laten gelden, waardoor de maatregel daadwerkelijk zijn nut kan bewijzen en tevens recht doet aan de hoge uitvoeringskosten voor gemeenten. Tevens is het voor de stabiliteit en sociale cohesie in wijken van belang dat bewoners voor meerdere jaren in een woning blijven en de woning niet na drie jaar alsnog aan beleggers kan worden doorverkocht. 

Den Haag cs willen daarnaast de verhuurvergunning in alle verhuursituaties in kunnen zetten en niet alleen in uitzonderingssituaties en bij nieuwe verhuringen. Het huidige voorstel lost het probleem van malafide verhuurders niet op, laten zij de bewindsvrouw weten. De aanpak moet steviger stellen de vijf in hun brief.

De steden geven Ollongren aan tegen de mogelijkheid te zijn om tijdelijke huurovereenkomsten te verlengen met een extra periode. Volgens de schrijvers heeft de inzet van tijdelijk huurcontracten een prijsopdrijvend effect en een negatieve impact op de leefbaarheid in een buurt. Ook bezorgt het de huurder een langere periode onzekerheid over zijn woonsituatie waardoor hij in kwetsbare positie terechtkomt.