Raadslid Bos van de Haagse Stadspartij kijkt met een gemengd gevoel naar het noodfonds waarmee wethouder Van Asten is gekomen voor de door de coronapandemie keihard getroffen cultuursector. Hij is blij dat het college uiteindelijk, na daar lang naar gevraagd te hebben, alsnog met financiële steun is gekomen, maar vindt het oneerlijk dat de gelden alleen terecht kunnen komen bij instellingen die toch al steun van de gemeente kregen.
Daarmee sluit Van Asten, zo geeft Bos in vragen aan het college aan, een belangrijk deel van de Haagse culturele sector uit. Het fonds is beter laat dan nooit, stelt hij, want de nood is hoog. Maar, zo vervolgt hij, “juist de niet gesubsidieerde instellingen, die sterk afhankelijk zijn van horeca-inkomsten, kaartverkoop en eigen inkomsten, hebben het zwaar en staan op omvallen. Ook zij verdienen volop steun van het college”.
De opmerkingen van Van Asten bij de presentatie van het herstelfonds dat zijn aanpak erop zou zijn het totale Haagse culturele veld te ondersteunen zijn volgens Bos niet terecht. "Een belangrijk segment van de Haagse kunstsector wordt gewoon genegeerd en aan zijn lot overgelaten. Ik hoop dat het college dit snel corrigeert”.