Kansenongelijkheid onderwijs hardnekkig probleem

18 January 2021, 11:55 uur
Politiek
mainImage

Het bestrijden van de kansenongelijkheid in het onderwijs, iets waar wethouder Hilbert Bredemeijer sinds zijn aantreden doorlopend mee beszig is, is en blijft in Den Haag hard nodig. Onderzoeken geven aan dat er misschien wel sprake is van een 'voorzichtige positieve ontwikkeling', maar laten daarnaast ook zien dat de verschillen tussen scholen lijken toe te nemen.

Volgens de wethouder blijft het zaak na te streven dat 'alle Haagse leerlingen ongeacht hun achtergrond de kans krijgen om het beste uit zichzelf te halen gedurende de gehele onderwijsloopbaan'.  Essentieel is daarbij zowel te kijken naar het 'optimaal benutten van bestaande maatregelen als het flexibel zijn om nieuwe kansen en aanvullende maatregelen te benutten'. 

Uit onderzoek blijkt de situatie in Den Haag slechter dan in de rest van het land, ondanks de lichte verbeteringen. De stad heeft na Rotterdam en Schiedam de hoogste concentratie doelgroepleerlingen in de voorschoolse en basisschool-leeftijd van Nederland. Drie van de vier wijken in ons land met de hoogste concentratie doelgroepkinderen liggen in Den Haag, net als de vijf basisscholen met de grootste achterstandsproblematiek van Nederland.

In het voortgezet onderwijs is de concentratie van doelgroepkinderen weliswaar veel minder zichtbaar, maar zeker niet minder aanwezig, aldus de onderzoekers. Slechts doordat relatief veel postcodegebieden in Den Haag ‘net niet’ voldoende problematiek hebben volgens de maatstaven, lijkt de situatie minder erg, maar is dat dus niet. Probleem is wel dat er daardoor minder rijksgelden ter beschikking komen.

Volgens de onderzoekers is er een causaal verband tussen de woonsegregatie in de stad en de hoge schoolsegregatie: 'in wijken met veel achterstand zijn ook scholen met veel achterstand en visa versa'. Dat vergroot kansenongelijkheid.

In zijn brief aan de raad gaat Bredemeijer ook in op het schooladvies dat basisschoolleerlingen krijgen in groep 8. Zoals bekend ligt dat bij kinderen van hoogopgeleide ouders hoger dan bij kinderen van laagopgeleide kinderen, volgens de onderzoekers gemiddeld 1,5 niveau hoger. Echter, dat advies is vervolgens vaker hoger dan de toetsscore ‘rechtvaardigt’, terwijl dat bij kinderen van laagopgeleide ouders juist vaker andersom is.

Doordat de onderzoekers constateren dat die problematiek eerder groter dan kleiner is geworden, is de kansenongelijkheid toegenomen. Scholen in Den Haag maken volgens het onderzoek weliswaar vaker dan landelijk gebruik van de mogelijkheid om het advies bij te stellen, maar daar profiteren vooral kinderen van hoogopgeleide ouders van.

Positiever voor Den Haag is dat in het voortgezet onderwijs kinderen van laagopgeleide ouders vaker 'op stromen' en minder vaak blijven zitten. 'De verschillen tussen leerlingen met laag-en hoogopgeleide ouders zijn hiermee kleiner geworden, en de kansengelijkheid dus groter'. Opvallend is ook dat in de stad relatief veel wordt  ‘gestapeld’ in vergelijking met de rest van Nederland. Daarbij gaat het echter vooral om kinderen van hoogopgeleide ouders die na het halen van hun diploma doorstromen naar een hoger vo-niveau.