Het opleggen van een OV-verbod aan raddraaiers is niet iets dat snel zal gaan gebeuren. De HTM, die een verbod altijd zal moeten initiëren, heeft de mogelijkheden de laatste jaren een aantal maal onderzocht en iedere keer geconcludeerd dat zo'n maatregel geen meerwaarde biedt.
Door het inzetten van BOA's en andere medewerkers van de afdeling Service en Veiligheid is namelijk niet alleen het aantal zwartrijders sterk teruggebracht, ook heeft die werkwijze geleid tot een sterke vermindering van geweldsincidenten.
Dat meldt burgemeester Van Zanen deze week aan de raad naar aanleiding van een commissievergadering waarin gesproken werd over onder meer het kunnen opleggen van zo'n OV-verbod.
Daarnaast is volgens het college zo'n verbod moeilijk te handhaven vanwege het open instapregime in het OV en vergt het ook extra inzet van politie en Openbaar Ministerie. Van Zanen geeft wel aan dat de HTM als er eventueel aanleiding is, de mogelijkheid van een verbod alsnog zal overwegen als dat in 'het belang is van de veiligheid van haar reizigers en medewerkers'.
Wat de in de raadscommissie besproken mogelijkheid van preventief fouilleren betreft, wijst Van Zanen er op dat het gaat om een 'zwaar middel omdat het inbreuk maakt op de privacy en lichamelijk integriteit van burgers'. "Dit vraagt om terughoudendheid en zorgvuldigheid. De inbreuk kan in alleen bepaalde omstandigheden, mits goed gemotiveerd en met waarborgen omkleed, gerechtvaardigd zijn."
De burgemeester geeft ook aan dat de maatregel omstreden is. "Het is niet toegestaan om één bepaalde groep, qua achtergronden van mogelijke daders, aan de controle te onderwerpen. In de praktijk is het aselectief fouilleren vaak een lastige opgave. "
Omdat preventief fouilleren geregeld in verband wordt gebracht met etnisch profileren, was als extra waarborg voor zorgvuldigheid in Den Haag ooit een specifieke procedure afgesproken. De driehoek (burgemeester, politie en officier van justitie) diende onder meer advies in te winnen bij een externe adviescommissie over het voornemen om een veiligheidsrisicogebied aan te wijzen waarbinnen de maatregel zou moeten gelden.
In Den Haag werd van 2006 tot 2009 dit gebiedsgerichte preventief fouilleren toegepast. In 2010 is door het college in samenspraak met de raad besloten de mogelijkheid niet te verlengen omdat het nut ervan niet was bewezen. Daarnaast speelt er sinds die tijd wat anders, zo geeft Van Zanen aan: de opkomst van de social media.
Acties zijn daardoor binnen korte tijd bij de doelgroep bekend wat de kans op succes aanzienlijk verkleind. Fouilleren werd daardoor vooral symbolisch, en uit onderzoek bleek dat mensen de actie als stigmatiserend voor de wijk ervaarden.
Van Zanen concludeert dan ook dat het bij concrete signalen van wapenbezit de voorkeur verdient om de schaarse politiecapaciteit in te zetten om gericht te rechercheren en, waar nodig en mogelijk, op te treden op basis van het strafrecht. "Dat is passender, effectiever en efficiënter dan aselecte fouilleeracties. Indien zich op enig moment een situatie voordoet waarin de driehoek meerwaarde ziet, zal dit middel worden ingezet. "