Artistieke zandheuvels

24 February 2018, 09:52 uur
Columns
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

Twee graafmachines zijn onlangs op het Scheveningse strand begonnen met het aanleggen van twintig zandringen met een doorsnee van 150 tot 300 meter, in hoogte variërend van 1,2 tot 2,5 meter. Het is een kunstproject van landschapsarchitect Bruno Doedens. De klus kost, zo leerden we in de talkshow van Eva Jinek, een slordige 150.000 euro. ‘Ter gelegenheid van 200 jaar Scheveningen’, voegde de populaire blondine er ook nog aan toe.

Nu bestaat Scheveningen wel wat langer dan twee eeuwen. Bedoeld werd 200 jaar Badplaats Scheveningen, want in 1818 bouwde Jacob Pronk (1762-1838) een houten badhuisje - ongeveer op de plek waar nu ’t Kurhaus staat - en werd daarmee de grondlegger van de badplaats. Overigens is dat jaartal betrekkelijk, want uit brieven van ene Pilati de Fassule weten we dat deze reislustige Italiaan al in 1780 verfrissing in de golven voor Scheveningen zocht en dat er toen al meisjes waren die tegen betaling op z’n kleren pasten en zijn rug afdroogden. Maar we gunnen Jacob Pronk met liefde de eer en gedenksteen boven het Kurhausterras. Er is zelfs een straat in Scheveningen naar hem vernoemd.

Wie ook wel een straat in de badplaats zou hebben verdiend, is Anthony Adama Zijlstra, de man die meer dan veertig jaar ‘de keizer van Scheveningen’ werd genoemd. Als iemand de badplaats furore heeft bezorgd, dan was het deze Zeeuwse notariszoon, die - na een korte carrière als advocaat - in 1927 in dienst trad van de Exploitatie Maatschappij Scheveningen (EMS). Adama Zijlstra kreeg de taak zich bezig te houden met artistieke zaken: de programmering van de Kurzaal, het cabaret in de houten Kurhaus-bar op het plein voor het hotel, het variété op de pier en de muziek in Palais de Danse en verschillende hotels. Ook het Circustheater, in die tijd nog met een piste vol zaagsel en de paarden van Strassburger, behoorde tot zijn portefeuille.  

Adama Zijlstra haalde de grootste beroemdheden naar Scheveningen. Een nog jonge Herbert von Karajan dirigeerde in de Kurzaal de opera ‘Tiefland’, Gershwin voerde er zijn ‘Rapsody in blue’ uit, maar ook sterren als Maurice Chevalier, Charles Trenet, Richard Tauber, Bela Bartók, Robert Stolz, George Brassens, Bennie Carter en Duke Ellington vonden de weg naar de badplaats. Evenals pianovirtuoos Vladimir Horowitz, meester-violist Yehudi Menuhin, Gilbert Becaud, Jacques Brel, Marlene Dietrich en Maria Callas. In het paviljoen op de toenmalige pier was het vooral variété wat de klok sloeg. Kees Pruis, Willy Derby en Lou Bandy vierden er triomfen. Speenhof, Fie Carelsen en Fien de la Mar traden op in het Kurhaus Cabaret. In de Kurhaus-bar stonden Pisuisse en later Louis Davids en Cor Ruys. Dat alles legde de basis voor de latere shows van Wim Kan, Sonneveld en nadien Paul van Vliet.
Scheveningen was decennia lang een toonaangevend cultureel centrum, waar de internationale jetset zich vermaakte.

Na de Tweede Wereldoorlog behoorde Adama Zijlstra tot de oprichters van het Holland Festival en hij dacht de traditie nog lang voort te zetten. Maar hoe anders liep het nadat de EMS in handen viel van speculanten. Adama Zijlstra maakte nog net het roemruchte optreden van de Rolling Stones mee, voor hij in 1963 samen met zijn vrouw - een Russische prinses - gedesillusioneerd naar Frankrijk vertrok. Ik bezocht hem voorjaar 1979 in Fontainebleau waar zijn werkkamer bleek behangen met gesigneerde foto’s van sterren uit vervlogen tijden. Het enige dat Adama Zijlstra nog aan Scheveningen bond was de vestiging van een Holland Casino; hij was adviseur - een broodnodige aanvulling op zijn sobere pensioen.

Het comité dat dit hele jaar ’t 200-jarig jubileum viert, heeft van de gemeente maar liefst 4,5 miljoen euro ter beschikking gekregen. Tot ik die zandringen bij Jinek zag, was me nog niet opgevallen dat de festiviteiten al waren begonnen. Maar er staan nog een BonFire Beach Fest, Country Festival, Jazz at Sea en een historische tocht met zeilwagens op het programma. Verder is vooral veel bestaands tot jubileum-evenement gebombardeerd: de Scheveningen-Zandvoort Marathon, het Vuurwerkfestival, de oefeningen van de cavalerie voor Prinsjesdag en het Festival Classique.

Wat zou Adama Zijlstra ervan hebben gevonden? Het bij elkaar gesprokkelde jubileumfeest heeft weinig van doen met de allure uit zijn tijd. Of doet dat er niet toe? Hoeveel mensen binnen het feestcomité weten wie Adama Zijlstra was en waar hij voor stond? Dat Festival Classique zou de ‘Keizer van Scheveningen’ misschien nog hebben aangesproken; zeker na wat Karel de Rooy (de kleine van Mini & Maxi) er eerder op de Hofvijver van wist te maken.

En dat werpt meteen de vraag op: waarom mis ik in dit ‘Feest aan Zee’ een hoofdrol voor variété en circus; die veelzijdige, taalloze dus internationale kunstvormen die ooit zo bloeiden in Scheveningen en dankzij de eigentijdse aanpak van Ashton Brothers, Wereldband en Percossa overal elders behalve hier nog hoge ogen gooien. Op de valreep, louter dankzij Karel de Rooij en de Dutch Don’t Dance Division, gebeurt er in november nog iets in de Lourdeskerk. Maar de vraag blijft: waarom moeten we het doen met een bij elkaar geraapt festijn en twintig artistieke zandheuvels?