Een pilletje om beter te presteren?

6 May 2024, 11:14 uur
Columns
mainImage

Sta mij toe even ordinair reclame te maken alstublieft. Hoewel, ordinair? Het onderwerp is cultureel, en dan mag in ons land alles. Onlangs verscheen namelijk Louis & Johan, een dubbelportret in citaten. Dat boek is van de hand van ondergetekende en Dr. Rob Siekmann. We vergelijken daarin Louis van Gaal en Johan Cruijff, in onze ogen de beste twee Nederlandse voetbalcoaches aller tijden. Er zijn al veel boeken verschenen over beide grootmachten individueel, maar ze waren nog nooit met elkaar vergeleken. Siekmann heeft als emeritus hoogleraar internationaal sportrecht gedoceerd aan de Erasmus Universiteit en is bezitter van een onmetelijk grote collectie voetbalboeken. Daar zijn we in een kleine vier jaar doorheen getijgerd, noteerden verschillen en overeenkomsten tussen LvG en JC, maakten analyses, en waren opgelucht en voldaan dat de klus erop zat en het boek verscheen.

Eén exemplaar van de talloze voetbalboeken uit Robs bibliotheek bleef wat langer hangen bij mij: Mijn Ajaxjaren uit 2006, waarin Salo Muller terugblikt op zijn periode als verzorger van de club in de jaren ‘70. Muller zegt daarin onder meer over clubarts Dr. John Rolink: “Het ging fysiek zo goed met Ajax dat men over doping ging fluisteren. Wat waren de spelers iedere keer toch weer goed. Hoe zat dat nou? Of ik een verklaring voor dit fenomeen had? Wat deed dokter John Rolink met de spelers? Gaf hij ze iets voor de wedstrijd?”

In het boek van Muller komt ook Rolink zelf aan het woord: “De een heeft een kalmeringsmiddel nodig, de ander een spierontspanner en weer een ander een stimulans. Dan krijgen die spelers een of meerdere pilletjes of soms een injectie. Daar is niets mis mee.”

Er werd ook weinig geklaagd door de spelers. Alleen Barry Hulshoff liet over ‘een wit pilletje’ optekenen door Vrij Nederland: “Wij slikten het pilletje in combinatie met wat wij altijd hagelslag noemden. Wat het precies was weet ik niet, maar je voelde je ijzersterk en aan lucht had je geen gebrek. Een nadeel was dat je al je speeksel kwijtraakte. Daardoor kreeg ik na vijfendertig minuten braakneigingen.”

Er is sindsdien veel geschreven en gesuggereerd. En zeker toen de KNVB in 1977 aankondigde wetenschappelijke dopingcontroles uit te voeren en Rolink namens Ajax zei daaraan niet mee te werken. Ik kwam erop omdat ik eens ben gaan tellen. Spelers tellen wel te verstaan, van de legendarische elftallen van Feyenoord en Ajax die een halve eeuw geleden de beste van de wereld waren.

Van het glorieuze Feijenoord – toen nog met een lange ij – dat op 6 mei 1970 in Milaan als eerste Nederlandse club de Europa Cup I veroverde zijn van de basiself nog zeven spelers in leven. Alleen Eddy PG, Theo Laseroms, Wim Jansen en Coen Moulijn zijn er niet meer. Van het Ajax-elftal dat op 2 juni 1971 op Wembley de Europa Cup I won, zijn er van de basiself nog maar drie in leven. Wim Suurbier, Velibor Vasovic, Barry Hulshoff, Nico Rijnders, Gerrie Mühren, Dick van Dijk, Johan Cruijff en Piet Keizer zijn overleden. En allemaal verdacht veel te jong.

Waarom deze kudde ouwe koeien weer eens uit de sloot gehaald? Omdat er opnieuw een geruchtenmachine op gang lijkt te komen. Door de enorme intensiteit van het topvoetbal kun je als observerende liefhebber niet anders concluderen dan dat er weer van alles mis is. De grenzen van de menselijke mogelijkheden worden opgezocht en niet zelden overtreden. Het kán gewoon niet, als je ziet hoe onnatuurlijk intensief er soms wordt gevoetbald, en niet zelden lang achtereen.

O zeker, de medische begeleiding is stukken beter dan vroeger. Maar de belangen worden ook steeds groter. En dan wil je als multinational – want dat zijn de Europese topclubs – best weleens buiten de pot piesen. Maar ach, het heeft geen zin om daar nu de beschuldigende vinger op te leggen. Dat komt later wel, als er weer een verzorger of clubarts in ruste uit de school klapt.