Het onderwijs is alleen nog iets voor idealisten  

6 September 2021, 23:16 uur
Columns
mainImage

Er was een tijd dat een schoolhoofd aanzien genoot; in kleine gemeenten zelfs tot de notabelen werd gerekend. Samen met de burgemeester, de huisarts, notaris, de dominee en/of meneer pastoor was de bovenmeester, zoals we dat toen ook noemden, iemand waar de gewone mensen tegenop keken. 

Waardering voor het schoolhoofd, laat staan voor een gewone onderwijzer, is tegenwoordig ver te zoeken. Zoals de huisarts vandaag de dag met intimidatie en geweld door patiënten wordt geconfronteerd, zo kampen leerkracht en schoolhoofd anno 2021 met opstandige ouders. In de achterstandswijken, waar soms een deel van de klas niet eens de Nederlandse taal machtig is, dreigen dan scheldpartijen en soms zelfs klappen. In de betere wijken wenden ouders zich tot een ‘vrindje’ in het schoolbestuur of wordt een kort geding aangespannen.

Nee, je moet wel echt een roeping hebben, wil je nog een baan in het onderwijs ambiëren.

Van mijn examenklas op de middelbare school - halverwege de jaren zeventig - ging zeker een derde naar de Kweekschool, zoals de Pedagogische Academie toen nog vaak werd genoemd. Je moest je ook tijdig inschrijven, anders had je geen plek. Zo populair was de studie. In de jaren tachtig, een tijd van flinke jeugdwerkeloosheid, was er dan ook een fors overschot aan onderwijskrachten.

Geheel volgens het kapitalistische principe van vraag en aanbod, besloot de overheid om drastisch op de salarissen voor de nieuwe lichtingen docenten te bezuinigen. Er kwam een serieus verschil in honorering tussen personeel dat nog onder het oude of onder het nieuwe honoreringssysteem viel.

Schrijnend gebrek

Dat er thans een schrijnend gebrek is aan onderwijzers, weten we al jaren. Dat de overheid er - net als bij de personeelstekorten in de zorg en bij de politie - te weinig aan doet, weten we ook. Kennelijk gaat dat mechanisme van vraag en aanbod nu plotseling niet meer op, want veel verder dan af en toe een paar knaken extra salaris of een eenmalige bonus zit er tot op heden voor de leerkrachten niet in. Een doorsnee grote stad, waar betaalbare woningen schaars zijn, kent momenteel dan ook - alleen al in het basisonderwijs - al snel een paar honderd vacatures. 

Dat zal voorlopig eerder erger dan beter worden. De animo onder jongeren om naar de Pedagogisch Academie te gaan is niet groot. Je studeert jaren voor een zware en verantwoordelijke baan, waar je gek wordt van de regelgeving, protocollen en papierwerk, waar je - mede door de structurele onderbezetting - voortdurend meer uren maakt dan in je taakomschrijving staat. En dat alles voor een karig salaris. Je hebt weliswaar veel vakantie, maar altijd in de duurste periode van het jaar. Werken in het onderwijs is nu veel meer dan een roeping. Je moet echt idealist zijn, een mens met een missie.

Een beginnend juf of meester verdient bij een volledige baan zo’n 2050 euro netto. Na tien jaar ligt dat circa 600 euro per maand hoger. Dat zijn geen inkomens waarmee je een lekkere hypotheek kan krijgen om een leuk huisje te kopen. Zelfs als je geluk hebt en - na jaren op een wachtlijst - een sociale huurwoning weet te bemachtigen, ben je al een derde van je salaris aan kale huur kwijt. Als je dan ook nog gas, water, licht, internet en een mobiele telefoon wilt, hou je nog maar de helft over om van te leven. Gek hè, dat jongelui niet staan te springen om onderwijskracht te worden.

Burn out

Een mogelijkheid om iets meer te verdienen in het onderwijs, is schoolleider worden. Daar moet je nog wel flink wat aanvullende studie voor doen en ook dan is het bepaald geen vetpot. Gemiddeld verdient een schoolhoofd €2500 netto. Pas na 10 jaar ligt dat op zo’n €3250. Onder de huidige omstandigheden begin je tegen die tijd juist aardig opgebrand te raken en komt je eerste burn out in zicht. Want het hele onderwijssysteem met gigantische koepelorganisaties vol bemoeizuchtige bestuurders is ziek; een bureaucratisch en hiërarchisch gedrocht dat steeds verder weg raakt van de werkelijkheid.

De NOS opende bij het begin van dit nieuwe schooljaar een dag lang alle journaals met het verontrustende nieuws dat één op de twintig basisscholen momenteel zonder schoolleider zit; een aantal dat de komende tijd door een golf van pensionering nog verder zal groeien. De uitzendbureaus met dure interim-schoolleiders varen er wel bij. Een mevrouw van de belangenvereniging van schoolleiders liet in het journaal horen dat een schoolhoofd zich met meer dan 30 verschillende beleidsgebieden bezig moet houden en weinig ondersteuning heeft. Een hondenbaan dus.

Het schoolhoofd van nu is alles behalve een notabel. Het is een soort ontwikkelingswerker, die voortdurend door de betweterige bureaucraten van het schoolbestuur op de prestaties wordt afgerekend. Die het verzamelputje voor alle ellende vormt, die ziektes en uitval moet oplossen, onvervulde vacatures moet zien in te vullen en onderwijl ook nog constructief mee moet gaan in alle modieuze, politiek correcte discussies over zwarte Piet, een kerstboom in de klas en ga zo maar door. 

Onwillekeurig moet ik denken aan het schoolhoofd in ‘De Luizenmoeder’, die zich als een opportunistische kameleon gedraagt en zich alleen met list en bedrog weet te handhaven tussen het gezeik van al die schooljuffen en ouders, tussen de verlangens van politiek, samenleving, bestuur en inspectie. Een ronduit slopende baan. De tv-serie ‘De Luizenmoeder’ werkte vanaf de eerste aflevering meteen flink op de lachspieren. Het succes schuilt in de herkenbaarheid. Want de karikatuur van ‘De Luizenmoeder’ ligt angstig dicht bij de werkelijkheid.