In zijn officiële reactie op het Ontwerptracébesluit/MER A4 Haaglanden –N14 (OTB), de verbreding van de A4 tussen de Ketheltunnel en de N14 bij Leidschendam, stelt het college dinsdag dat het OTB qua verkeersveiligheid geen verbetering is ten opzichte van de referentiesituatie, en dus feitelijke een verslechtering van de huidige situatie. Daarbij gaat het zowel om het hoofdwegennet als om het onderliggende wegennet. 'En dat staat haaks op de ambitie van minder verkeersslachtoffers'.
Het college vraagt het ministerie dan ook om in het OTB meer aandacht te besteden aan een verkeersveilig wegontwerp. In de rapportages worden hiervoor al oplossingsrichtingen benoemd, zo stelt het stadsbestuur, zoals het toepassen van een lagere maximumsnelheid (max. 100 km/u gedurende de hele dag) of het meer ontvlechten van stromen (beperken aantal weefvakken tussen de parallel-en hoofdrijbaan). "Ook de in de verkeersaudit genoemde analyse door een verkeerspsycholoog kan hierbij een meerwaarde hebben", meent het college.
Uit het OTB blijkt dat op de A4 tussen Ketheltunnel en N14 relatief hoge ongevalsconcentraties zijn waar te nemen. Dat komt deels door 'de hogere complexiteit van de rijtaak in stedelijk gebied' zo stellen de onderzoekers.
In zijn reactie geeft het college aan dat er naast de meetbare, en kwantificeerbare objectieve verkeersveiligheid, ook zoiets is als subjectieve veiligheid. Het geeft daarbij een voorbeeld: in de rapportage komt bijvoorbeeld naar voren dat het opheffen van een deel van de vluchtstrook niet gelijk hoeft te leiden tot meer ongevallen. Maar de beleving van weggebruikers kan wel degelijk anders zijn, zo stelt het stadsbestuur. "Wij verzoeken u daarom om te laten onderzoeken hoe de subjectieve verkeersonveiligheid verandert in vergelijking met de referentiesituatie."
Daarbij moet wat het college betreft ook de soms tegenstrijdige informatie op de borden en navigatie worden betrokken. "Mensen gaan daardoor twijfelen, wat weer zorgt ook voor extra verkeersonveiligheid."